Tijdens het eerste oudergesprek kun je al veel belangrijke informatie verzamelen over hoe je succesvol met een leerling om kunt gaan (Oostdam en De Vries, 2014). Niet alle ouders zijn het gewend of vinden het prettig om openhartig tegen een leraar te spreken, omdat ze dit als respectloos zien of zich schamen voor hun problemen (Boijink en Shadid, 2007; Welther, 2004). Dat lijkt onverschillig, maar is het meestal niet. Sommige ouders vinden bijvoorbeeld dat een leraar zich autoritair op moet stellen (Smit e.a., 2007; Beek e.a., 2007). Een open gesprek hierover is dan ook zinvol. Een gewaardeerde vorm van het oudergesprek is het huisbezoek. Tijdrovend maar je bouwt er veel goodwill mee op: ouders merken dat je oog voor ze hebt. Bovendien praten ze thuis vaak gemakkelijker over hun wensen of zorgen (Marreveld, 2013; Weijenberg, 2008).
Plan de eerste oudergesprekken vroeg in het schooljaar (Beek e.a., 2007). Door vervolgens geregeld met ouders de voortgang van hun kind te bespreken – juist ook als het goed gaat – is het gemakkelijker als je ooit een slechtnieuwsgesprek moet voeren (Van den Broek, 2012). Ruim extra tijd in voor ouders die moeite hebben met het Nederlands, die hun kinderen als een ‘project’ zien, of die het lastig vinden om zich tegen een leraar open op te stellen (De Haan e.a., 2012). Oudergesprekken vragen om een goede voorbereiding. Zorg dat je bondig kunt vertellen hoe het kind het doet en kies vooraf de onderwerpen die je wilt bespreken. Denk na over wat jij graag van ouders wilt weten. Welke informatie heb je nodig om beter met deze leerling te kunnen omgaan? Ook de ‘aankleding’ van het gesprek vraagt om aandacht: zorg voor een gesprekssetting waarin alle partijen op gelijke hoogte zitten en de ouders dus niet lager of hoger zitten dan jij.
Om het ijs te breken kun je een voortgangsgesprek beginnen door iets positiefs over het kind te zeggen. Bespreek vervolgens jouw onderwerpen, maar laat ouders ook over eigen inzichten of zorgen vertellen. Sommigen komen vooral om te horen wat jij te zeggen hebt, anderen bedenken van tevoren dat ze graag iets met je willen bespreken. Richt het gesprek in als tweerichtingsverkeer en voorkom dat alleen jij aan het woord bent en tégen, in plaats van mét, de ouders praat (Emmelot, 2013; Van der Poel, 2005). Ook kun je voorafgaand aan het gesprek ouders een vragenlijst geven, zodat je samen gerichter over het kind kunt praten (zie didactiefonline.nl).
Wil je dat ouders hun kind beter ondersteunen? Benoem dan eerst je zorgen en probeer samen na te denken over een oplossing. Maak nooit verwijten, want dan haken ouders snel af (Bakker e.a., 2013). Zie je bijvoorbeeld dat een kind vaak moe is? Zeg dan niet dat het vroeger naar bed moet, maar vertel wat er aan de hand is (‘Hij kan zich ’s ochtends moeilijk concentreren.’) en bespreek mogelijke oorzaken (‘Hij gaapt veel. Slaapt hij misschien niet genoeg?’).
Formuleer je kritiek altijd als een suggestie (‘Misschien helpt het om…’, ‘Je zou eens kunnen proberen om…’) en niet als een imperatief (‘Je moet…’, ‘Doe…’). Onderwijsjargon kun je beter vermijden. Let goed op of ouders je kunnen volgen: vind je hun kind ‘heel druk’, dan snappen ouders misschien niet wat je precies bedoelt (blijft het kind niet op zijn stoel zitten? Praat het voortdurend?). Geef ouders de mogelijkheid om vragen te stellen en op je te reageren. Vat aan het eind van het gesprek de besproken onderwerpen samen en noteer de afspraken, zodat je er gemakkelijk naar kunt verwijzen in een volgend gesprek.
Let op bij gescheiden ouders: kies nooit partij en geef beide ouders dezelfde mondelinge en schriftelijke informatie (Van Aken, 2014). Een scheidingsprotocol op jullie website is handig: dan is voor iedereen helder wat de wettelijke voorschriften zijn. Is de scheiding nog vers, dan is er kans dat je dit aan het kind gemerkt hebt (concentratieproblemen, schommelingen in emoties). Vertel dit zo neutraal mogelijk, want ouders kunnen er moeite mee hebben. Maak duidelijk dat je prioriteit ligt bij de ontwikkeling van het kind.
Presteert een leerling aanhoudend slecht, pest het vaak klasgenoten of is er iets anders aan de hand? Maak tijdig een afspraak met de ouders en breng het nieuws vlot ter sprake (Van der Poel, 2005). Wees duidelijk en bedenk vooraf hoe je met het probleem om wilt gaan. Bij sommige ouders kan het verstandig zijn om juist wel een aanloop te nemen: zij schamen zich als hun kind gedrags- of psychische problemen heeft en hebben misschien meer tijd nodig om het nieuws te laten bezinken. Probeer het probleem goed door te spreken en vraag welke ervaringen de ouders hebben en wat zij vinden (Smit e.a., 2007). De meeste ouders zullen het schokkend vinden om bijvoorbeeld te horen dat hun kind getest moet worden op een gedrags- of leerstoornis. Gaat iemand tegen je schreeuwen of is hij agressief? Niet accepteren natuurlijk. Soms kun je ouders bedaren door ze met hun gedrag te confronteren (‘Ik voel me erg onder druk gezet’), maar werkt dat niet, breek dan het gesprek af. Probeer later opnieuw in gesprek te gaan, eventueel met een collega erbij.
Goed oudergesprek
-Bereid het gesprek goed voor: bedenk waarover je het wilt hebben en welke informatie je graag van ouders wilt om het kind beter te begrijpen.
-Geef ouders ruimte om zorgen en ideeën met je te delen. Besef dat sommigen het wellicht moeilijk vinden om je in vertrouwen te nemen.
-Let op of ouders je goed kunnen volgen: als je een kind omschrijft als ‘heel druk’, begrijpen ouders misschien niet meteen wat je bedoelt (blijft het kind niet op zijn stoel zitten of zit het de hele tijd te praten?). Geef de gelegenheid om vragen te stellen.
Met dank aan Geert Driessen en Eddie Denessen (Radboud Universiteit).
Alles op een rij is een artikelenserie waarin Didactief terugblikt op onderwijsonderzoek uit de afgelopen vijftien jaar.
Dit artikel verscheen in de rubriek 'Alles op een rij' in Didactief, oktober 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven