Dat bewegend leren goed kan zijn voor de leerprestaties, is al een tijdje bekend. Maar hoe precies, daar zijn nog veel vragen over. In Leiden zijn leerkrachten bewegingsonderwijs daarom het project Bewegend Leren 2.0 gestart om meer kennis over bewegend leren te verkrijgen en ervaringen te delen. Vanuit de Stedelijke Vakgroep Bewegingsonderwijs Leiden en met innovatiesubsidie van de Gemeente Leiden kijken zij welke cognitieve en motorische voordelen bewegend leren kan opleveren voor leerlingen in groep 4.
'Wat is een goede
balans tussen stilzitten
en bewegen?'
Aan het project doen tien basisscholen mee, met in totaal ongeveer 250 leerlingen: vijf van deze scholen gaan drie keer in de week met bewegend leren aan de slag, terwijl de overige vijf basisscholen hun onderwijs in dezelfde periode onveranderd laten.
De initiatiefnemers zijn vakleerkrachten bewegingsonderwijs Sjoerd Jenninga (De Morskring, PROO) en Sander van Weerlee-Feenstra (Sint Josephschool, SCOL). Al jaren houden zij zich bezig met de vraag hoe bewegingsonderwijs beter kan, maar ook: hoe meer beweging in en rond het overige onderwijs zinvol en mogelijk is. Sander: ‘Leerlingen zitten elke dag urenlang stil, terwijl het lang niet altijd ergens toe dient. Ze leren naar ons idee beter als ze een meer dynamische schooldag krijgen, met bijvoorbeeld hinkelpaden naar het klaslokaal, springsessies tijdens de rekenles en korte energizers, bewegingsoefeningen na een tijd stilzitten.’
Met hun initiatief willen de leerkrachten kijken welke ingrepen het beste werken. Jenninga: ‘Wat is een goede balans tussen stilzitten en bewegen? Voor welke leerlingen werken bepaalde oefeningen het best? Op die vragen hopen we preciezere antwoorden te krijgen.’
Naar bewegend leren zijn de laatste jaren verschillende onderzoekspublicaties verschenen. Zo toonde onderzoeker Marijke Mullender-Wijnsma met collega’s aan dat leerlingen door bewegingsoefeningen tijdens automatiserings- en herhalingsopdrachten van rekenen en taal mogelijk beter presteren. Ook kan bewegend leren gunstig zijn voor de executieve functies, zoals concentratie en taakgericht gedrag.
Mullender-Wijnsma: ‘In ons onderzoek lieten we leerlingen in groep 4-5 drie keer per week 20-30 minuten bewegingsoefeningen doen tijdens reken- en spelopdrachten. Dit leidde op de korte termijn tot meer taakgericht gedrag en in het geval van rekenen en spelling zagen we zelfs na twee jaar nog effect.’
'4 keer springen
als het antwoord
op een som 4 is'
Op basis van het onderzoek is de methode Fit en Vaardig op School ontwikkeld, waarmee ook scholen binnen Bewegend Leren 2.0 aan de slag zullen gaan. Mullender-Wijnsma: ‘De methode biedt handreikingen voor als je zelf bewegend leren in praktijk wilt brengen. Belangrijk is dat je de les goed voorbereidt: koppel de oefeningen aan de leerdoelen en zorg dat leerlingen begrijpen waarom ze ineens moeten bewegen. Gebruik oefeningen waarbij kinderen zich echt moeten inspannen, maar zorg wel dat ze nog iets kunnen zeggen.’
Een aanname in het onderzoek was dat door het verhogen van de hartslag stoffen als adrenaline vrijkomen in de hersenen, waardoor de concentratie toeneemt. ‘Maar meer onderzoek is nodig. Een andere theorie is dat de fysieke activiteit een extra niveau geeft waarop de leerling de lesstof zich eigen maakt: naast auditieve en visuele informatie krijgt de leerling motorische informatie. De leerling zegt niet alleen het antwoord, maar voelt dit ook, bijvoorbeeld door vier keer te springen als het antwoord op een rekensom vier is. Meer experimenten zijn nodig om te kunnen bepalen welke theorie de effecten van bewegend leren het beste verklaart. Goed voor scholen om te weten is dat onderzoek in ieder geval nooit negatieve effecten heeft aangetoond: bewegend leren kan dus in ieder geval geen kwaad.’
Binnen het project Bewegend Leren 2.0 verzamelen en vergelijken leerkrachten zelf data om de kennis over bewegend leren naar een hoger plan te tillen. ‘Dat is althans de bedoeling’, lacht Rosemarijn Merkus (Sint Josephschool, SCOL), groepsleerkracht en samen met collega Hester van der Meij (De Hobbit, PROO) verantwoordelijk voor de data-analyse tijdens het project. Rosemarijn: ‘We meten op twee manieren: we kijken naar de Cito-scores en doen een MQ Scan, een test waarbij leerlingen diverse motorische oefeningen doen, zoals balanceren, koprollen, slalom lopen en achteruit lopen. Zo hopen we zicht te krijgen op zowel cognitieve als motorische ontwikkeling.’
Tips voor bewegend leren
Meer weten? Beluister de radio LEF podcast over bewegend leren 2.0. |
Sjoerd Jenninga: ‘Harde conclusies trekken zal lastig worden. Veel factoren spelen immers mee: de context van de school, de relatie tussen de individuele leraar en leerling, de kenmerken van de kinderen, enzovoorts. Als we een verschil in prestaties ontdekken, zal de grote vraag zijn: kunnen we deze resultaten herleiden tot bewegend leren? En zo ja, kunnen die resultaten dan ook iets betekenen voor andere scholen in ons netwerk?’
Ondanks de nog onbeantwoorde vragen is het enthousiasme voor bewegend leren groot: zowel leerlingen als leraren zijn er vaak erg over te spreken, merken ze in Leiden. Jenninga: ‘Leerlingen vinden het meestal ontzettend leuk om tijdens de les even fysiek actief zijn. Ze raken gemotiveerder voor de les, en dat voelt de leerkracht, die daar ook weer energie van krijgt.’
Mullender-Wijsma: ‘Wij merkten tijdens ons onderzoek ook dat leerlingen vaak graag de bewegingsoefeningen doen. Misschien ook niet zo vreemd als ze al lange tijd hebben stilgezeten. Beweging is doorgaans een welkome onderbreking.’
Voor het praktijkonderzoek hebben de leerkrachten in totaal twee jaar. Maar nu al, nog vóór er resultaten bekend zijn, lopen de betrokken leerkrachten al over van ideeën over vervolgonderzoek. Sander van Weerlee-Feenstra: ‘Terwijl we hieraan werken, ontstaan er nieuwe vragen en ideeën. Wat als we andere oefeningen uitproberen, of leerlingen langere tijd volgen?’
De vonk is inmiddels overgeslagen op andere leerkrachten bewegingsonderwijs. Jenninga: ‘Ik krijg allerlei enthousiaste reacties van collega’s op andere scholen. Dat laat me zien dat we op de goede weg zijn. Wij zijn bezig met vragen waar ook anderen mee rondlopen.’
Dit artikel verscheen in de LEF-special van Didactief, januari/februari 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven