Onderzoek

Betrek leraren meer bij onderwijsonderzoek

Tekst Anne-Floor Scholvinck, Paul Diederen, Wout Scholten
Gepubliceerd op 25-06-2020 Gewijzigd op 25-06-2020
Leerlingen, studenten, ouders, vakbonden en -verenigingen moeten structureel betrokken worden bij onderwijsonderzoek. Zo niet, dan zal de kloof tussen scholen groeien. Dat blijkt uit het rapport ‘In open science toont zich de meester – Publieke betrokkenheid bij onderwijsonderzoek’ van het Rathenau Instituut.

Open science maakt zijn opmars in de wetenschappelijke wereld. Meer openheid belooft de wetenschap niet alleen efficiënter te maken. Door open science sluiten de vragen van onderzoekers ook beter aan op maatschappelijke behoeften, wordt de wetenschap creatiever en profiteert de bevolking door een hogere wetenschappelijke geletterdheid, zo is de verwachting van beleidsmakers.

 

Open science

In hun poging om van wetenschappelijk onderzoek een meer open proces te maken, ligt de nadruk momenteel sterk op vrije toegang tot wetenschappelijke artikelen en onderzoeksdata. Zo hebben leraren bijvoorbeeld dit jaar, bij wijze van pilot, toegang tot de database EBSCO Education Source met daarin ruim een miljoen wetenschappelijke artikelen over onderwijsonderzoek. Maar toegankelijk is niet hetzelfde als begrijpelijk, of bruikbaar. Voor een open wetenschap is een dialoog tussen wetenschap en praktijk nodig, zodat wetenschappelijk onderzoek beter aansluit op maatschappelijke behoeften en meer impact krijgt. In de uitwerking van open science raakt deze dialoog echter op de achtergrond.

Het Rathenau Instituut onderzocht hoe publieke betrokkenheid vorm krijgt in drie vakgebieden: onderzoek in de psychiatrie, onderzoek naar waterkwaliteit en onderwijsonderzoek. We analyseerden literatuur en beleidsdocumenten, en gingen in gesprek met onderwijsonderzoekers, beleidsmedewerkers, leraren en vertegenwoordigers van leerlingen en ouders.

 

Publieke betrokkenheid

‘Publieke betrokkenheid’ draait om de participatie van burgers of maatschappelijke organisaties in het proces van wetenschappelijk onderzoek. Mensen kunnen betrokken zijn als belanghebbende, vanuit hun werk,  of als louter geïnteresseerde. Daarbij kunnen ze op verschillende manieren betrokken zijn. Bijvoorbeeld door kennisbehoeften te articuleren, door praktijkervaring in te brengen, door data te verzamelen of door inzichten uit onderzoek te vertalen in toepassingen voor de beroepspraktijk of het dagelijks leven.

Redenen om publiek bij onderzoek te betrekken zijn er legio. Een principieel argument is dat de vrije toegang tot wetenschappelijke kennis en kennisontwikkeling een mensenrecht is. Daar komt bij dat publiek gefinancierd onderzoek moet aansluiten op de behoeften van het publiek. Wetenschappelijk onderzoek kan er ook beter van worden als professionals en belanghebbenden praktijkinzichten en (ervarings)kennis inbrengen. Participatie kan bovendien het maatschappelijk draagvlak voor onderzoek versterken.

 

Evidence-informed onderwijs

In onderwijsonderzoek krijgt publieke betrokkenheid vorm in de agendering, de uitvoering en de verspreiding van onderzoek, zij het op bescheiden schaal.

In het agenderen en programmeren van praktijkgericht onderzoek spelen leraren en schoolleiders een rol op individuele basis. Daarnaast is de aandacht voor praktijkonderzoek voor en door scholen toegenomen, zoals blijkt uit de groei van het aantal academische werkplaatsen. Dit type onderzoek is doorgaans gericht op een specifieke praktijk en niet op generieke kennisontwikkeling. De onderwijssector steekt daarnaast veel energie  in het vertalen van onderzoeksresultaten naar de praktijk; ze probeert ook het toepassen van deze inzichten te bevorderen om zo de onderwijskwaliteit te verbeteren. Niettemin zijn al deze initiatieven weinig gecoördineerd en vindt de betrokkenheid van onderwijsprofessionals plaats op basis van individueel enthousiasme. Het betrekken van leerlingen en ouders gebeurt nauwelijks. Dit is volgens onze respondenten ‘een brug te ver’.

 

De tendens richting meer publieke betrokkenheid bij het onderzoek past in het beleid van de overheid, richting het aanmoedigen en ondersteunen van bottom-up onderwijsvernieuwing. Hiervoor ontwikkelen scholen een onderzoekscultuur, waarbij leraren vanuit een onderzoekende houding reflecteren op hun eigen lespraktijk en meer evidence-informed gaan werken.

 

Vier lessen

Het Rathenau Instituut constateert dus een groeiende aandacht voor de actieve deelname van met name leraren en schoolbestuurders aan wetenschappelijk onderzoek. Maar er zijn ook kansen om de publieke betrokkenheid bij onderwijsonderzoek te verbeteren, onder meer door meer te focussen op verschillende specifieke groepen.

 

1.     Coördineer betrokkenheid

Wanneer betrokkenheid bij onderzoek van mensen van buiten de wetenschap wordt overgelaten aan individuele initiatieven, wordt de stem van mensen die minder tijd hebben of minder ‘dicht bij het vuur’ zitten niet gehoord. Daarom is in onderzoeksvelden met een groot en direct maatschappelijk belang, zoals onderwijsonderzoek, enige coördinatie van betrokkenheid wenselijk.

Leraren en schoolleiders worden doorgaans zonder veel coördinatie uitgenodigd deel te nemen aan onderzoeken en academische werkplaatsen. Sommige scholen hebben hier de tijd en de middelen voor, terwijl dit voor scholen met een nijpend lerarentekort, in achterstandswijken of met veel kwetsbare leerlingen lastiger is. Scholen die bij onderzoek en ontwikkeling betrokken zijn, kunnen innovatiever worden, ambitieuzere leraren aantrekken en hun voorsprong op andere vergroten. Zo kan een tweedeling in het veld ontstaan die de kansenongelijkheid in het onderwijs vergroot.

Financiers, zoals bijvoorbeeld het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, kunnen dit tegengaan door sterker te sturen op wie van hun initiatieven profiteert. Zo kunnen zij de uitgangspositie van deelnemers in acht nemen bij de toekenning van financiering, of partijen met weinig ruimte voor vernieuwing (financieel) stimuleren zich aan te sluiten bij bestaande projecten. Onderwijsonderzoekers kunnen ook investeren in het leggen van nieuwe contacten met schoolleiders die nog niet eerder bij initiatieven zijn aangesloten.

 

2.     Breng alle belangen aan tafel

Het vereist oog voor de brede diversiteit aan belangen die met onderzoek gemoeid zijn om alle relevante partijen bij onderzoek te betrekken. Betrokkenheid komt gemakkelijker tot stand naarmate belanghebbenden meer georganiseerd zijn en hun belangenorganisaties meer oog hebben voor wat onderzoek hen kan opleveren.

In het onderwijs bemoeien organisaties van ouders en leerlingen zich nauwelijks met de kennisagenda, en vakverenigingen van leraren en vakbonden ook niet. Dit heeft invloed op de vragen die er in het onderwijsonderzoek worden gesteld. Het is daarom belangrijk dat leerlingen, ouders, en leraren zich effectief organiseren om invloed uit te oefenen op het wetenschappelijk onderzoek, zodat hun belangen ook via die weg gediend zijn. Dat geeft misschien geen direct resultaat, maar wel op de lange termijn. Onderzoekers kunnen belangenbehartigers uitdrukkelijk vragen aan een onderzoek, of onderzoeksagenda, bij te dragen en hun invloed zichtbaar te maken in het eindresultaat.

 

3.     Maak publieke betrokkenheid voor alle partijen aantrekkelijk

De criteria waarop onderzoekers beoordeeld worden, stuurt de manier waarop ze onderzoek doen. Binnen de wetenschappelijke gemeenschap krijgt publiceren in internationale tijdschriften meer waardering dan het vertalen van kennis naar de praktijk. Wil samenwerking met het publiek voor wetenschappers aantrekkelijk zijn, dan moet dat in het systeem van ‘erkennen en waarderen’ een plek krijgen.

Onderzoek moet ook aansluiten bij de wensen en behoeften van mensen uit de praktijk. Onderwijsonderzoek moet leraren, ouders en leerlingen perspectief bieden op resultaten, waarmee ze aan de slag kunnen in de klas. Hoe meer onderzoek aansluit op de intrinsieke motivatie van belanghebbenden, des te eerder ze geneigd zijn eraan bij te dragen.

 

4.     Overbrug het verschil in tijdshorizon tussen onderzoek en de praktijk

Waar onderzoekers rekenen in termen van jaren, kijkt de praktijk vaak naar de problemen van vandaag. Docenten, belangenbehartigers en bestuurders zoeken een onmiddellijke oplossing voor urgente uitdagingen, zoals de grote diversiteit aan leerlingen in de klas, het nijpende lerarentekort en de thuisproblematiek die scholieren mee naar school brengen. Zij hebben daarom minder interesse in onderzoek, dat pas op termijn resultaat kan opleveren.

Een manier om dit verschil in tijdshorizon te overbruggen, kan zijn om onderzoek meer stapsgewijs en interactief in te richten. Zo levert het onderzoeksproces tussentijdse inzichten op, die alvast toepasbaar zijn in de praktijk en waarmee het onderzoek ook weer kan worden bijgestuurd.

 

Publieke betrokkenheid naar een hoger plan

Het vergt van iedereen een inspanning om de publieke betrokkenheid bij onderwijsonderzoek naar een (nog) hoger plan te tillen. Beleidsmakers en onderzoeksfinanciers zouden moeten nadenken over de coördinatie daarvan. Vakverenigingen en vakbonden, en ouders en leerlingen kunnen zich effectief organiseren om hun kennis, ervaring en belangen in te brengen in het onderzoeksproces. Dat kan alleen als zij die plek ook opeisen, zoals patiënten een gelijkwaardige plek aan tafel hebben opgeëist naast hoogleraren en artsen. Onderwijsonderzoekers kunnen hen daarin steunen door hen nadrukkelijker uit te nodigen aan tafel. En tot slot moeten onderwijsonderzoekers en leraren in gesprek gaan en blijven om tussentijdse resultaten van onderzoek uit te wisselen en in te zetten in de praktijk.

 

Het Rathenau Instituut doet onderzoek naar de impact van wetenschap, innovatie en technologie op de samenleving.

 

Click here to revoke the Cookie consent