Onderzoek

‘Besteed meer aandacht aan karaktervorming’

Tekst Frieda Pruim
Gepubliceerd op 22-01-2013 Gewijzigd op 22-09-2017
Beeld Dick van Aalst
Docenten in het voortgezet onderwijs zouden zich volgens filosoof Wouter Sanderse minder moeten blind staren op hun eigen vak. Ze moeten meer stilstaan bij wat ze hun leerlingen willen meegeven in het leven.

Filosoof wouter sanderse:

Je proefschrift gaat over morele vorming. Wat bedoel je daarmee?
‘De vorming van het karakter van leerlingen, van deugden die in een samenleving worden gewaardeerd, zoals geduld, moed, eerlijkheid en betrouwbaarheid. In het basisonderwijs vinden leerkrachten dat vanzelfsprekend, maar docenten in het voortgezet onderwijs zijn vooral met hun eigen vak bezig. Ze hechten wel belang aan hun opvoedende taak, maar weten niet goed hoe ze daar vorm aan moeten geven. In mijn onderzoek ben ik daarvoor te rade gegaan bij Aristoteles en filosofen die door hem geïnspireerd zijn. Zij richten zich op hoe je een goed mens kunt worden.’

Wat voor suggesties heb je voor docenten?
‘Ik raad ze aan om in gesprek met collega’s stil te staan bij wat ze hun leerlingen willen meegeven in het leven. Welke deugden vinden ze zelf belangrijk? Vervolgens kunnen ze die leren herkennen en benoemen bij hun leerlingen. “Dat vind ik dapper van je”, is een mogelijke reactie als een leerling iets persoonlijks vertelt. Als iemand iets drie keer uitlegt aan zijn buurman, kunnen ze hem complimenteren met zijn geduld. Taaldocenten kunnen romans of films gebruiken waarin de hoofdpersoon met een moreel probleem worstelt om te bespreken hoe leerlingen hiermee om zouden gaan. Daardoor krijgen lessen een extra dimensie.’

Hoe belangrijk is het dat docenten zelf het goede voorbeeld geven?
‘Heel belangrijk. Een dappere docent is bijvoorbeeld iemand die zich kwetsbaar opstelt, een rechtvaardige docent iemand die zijn aandacht eerlijk over de leerlingen verdeelt en iemand die maat houdt, weet een goede balans te vinden tussen lollig en streng zijn. Door zich zo te gedragen zijn docenten al moreel vormend bezig. Als ze zich eerst hebben afgevraagd waarvan ze een voorbeeld willen zijn, kunnen ze dit nog doordachter doen.’

Je bent lector beroepsethiek en geeft trainingen morele vorming aan docenten. Wat leer je ze?
‘Ik voer socratische gesprekken met ze over wat zij goed en fout vinden. Ik laat ze, naar een voorbeeld van de filosoof Aurelius, opschrijven wie hun eigen voorbeeld is en hoe ze de karaktereigenschappen die ze in die persoon bewonderen zelf kunnen voorleven. Ik vraag ze ook ansichtkaarten te schrijven naar iemand op wie ze boos zijn: één waarin ze zich helemaal laten gaan, één waarin ze zich inhouden en één waarin ze een balans vinden tussen eerlijk zijn en de relatie behouden. Zo leer ik ze hoe ze anderen kunnen aanspreken op hun gedrag. En ik laat ze bij een collega in de les observeren hoe deugden daar aan de orde komen. Niet om de ander op af te rekenen, maar om er meer oog voor te krijgen.’
 
Had je zelf op de middelbare school een leraar die je moreel heeft gevormd?
‘Ja, mijn leraar Nederlands, die paranimf was bij mijn promotie. Hij was een mentor voor me en gaf ons levenslessen mee. Onderwijs gaat volgens hem niet zozeer over cijfers en diploma’s, maar om de vorming van leerlingen tot volwassen, verantwoordelijke mensen.’

Wouter Sanderse, Character Education: A Neo-Aristotelian Approach to the Philosophy, Psychology and Education of Virtue. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen, 2012. Zie ook: http://www.morelevorming.nl

Dit artikel verscheen in Didactief, januari/februari 2013.

Click here to revoke the Cookie consent