Taalachterstanden zijn een urgent probleem in het Amsterdamse basisonderwijs. Met het programma Klaar voor de start dat vorig jaar begon, probeert de gemeentelijke Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling daar wat aan te doen. Concreet? Meer kinderen uit de doelgroep naar de voorschool en ouders bewuster maken van hun verantwoordelijkheid.
Maar ook de leraren van de schakel- en kopklassen gaan aan de slag. Het afgelopen jaar namen al 120 leerkrachten van 60 Amsterdamse scholen deel aan een speciaal scholingstraject, onder begeleiding van CPS. Dat bestond uit vier themabijeenkomsten en een verdiepingstraject met coaching op de werkvloer. Vier leerkrachten vertellen wat zij eraan hadden.
Joke de Hoogh, schakelklasleerkracht op basisschool De Regenboog
'We doen op onze school veel aan taalinterventies waarbij ouderbetrokkenheid een belangrijke rol speelt. Het was prettig om in de themabijeenkomsten de laatste wetenschappelijke inzichten over taalonderwijs aangereikt te krijgen. Bijvoorbeeld over begrijpend lezen en de belangrijke rol die het afleiden van informatie daarin speelt. Kijk niet alleen naar wat er letterlijk in een tekst staat, maar ga een niveau dieper. Iets wat ik eigenlijk wel wist, maar waar ik nu bewuster mee aan de slag ga. We hebben ook een bijeenkomst gehad over de opbouw van referentieniveaus. Die heeft me geholpen bij het beoordelen van teksten van kinderen op tussenniveaus. Van de coaching heb ik geleerd dat minder soms meer is: beter wat minder nieuwe woorden behandelen dan ik eigenlijk van plan was, maar dan wel uitgebreid. Ook heb ik veel gehad aan het contact met collega's van andere scholen. We wisselden waardevolle ervaringen uit, bijvoorbeeld over toetsing. Er is veel druk om vroeg te beginnen met toetsen, terwijl in onze gesprekken vaak naar voren kwam – en zo zie ik het ook – dat bij kinderen jonger dan zeven jaar de uitslag van de toetsen niet betrouwbaar is. Zo sta je als professional weer wat steviger in je schoenen.'
Helma Blankestijn, leerkracht bij de Kopklas in Amsterdam
'Er zit dankzij het traject meer structuur in mijn schrijflessen. Laatst waren we bijvoorbeeld op een excursie naar het Rijksmuseum en daar moesten mijn leerlingen wat over schrijven. Vroeger zou ik ze heel algemeen om een verslag hebben gevraagd. Dan krijg je vaak ongerichte verhalen, dat het wel interessant was of zo. Nu geef ik vooraf aan wat ik verwacht, bij voorkeur op papier, zodat leerlingen kunnen afvinken. Ik wil dan bijvoorbeeld weten welk schilderij ze het mooist vonden en wat ze over de schilder te weten zijn gekomen. Verder krijgen ze specifieke criteria waaraan het verslag moet voldoen, toegespitst op de inleiding, de kern en de afsluiting. We doen het schrijven zelf nu ook in stappen: na de eerste versie leggen ze het even weg en lopen het dan nog na op de inhoud. Dat doen ze alleen of samen met andere leerlingen. Pas op het laatst controleren ze het op spelling en grammatica en ze mogen het pas inleveren als het echt af is en ze er trots op zijn. Ik geef ze ook concrete handvatten om elkaars werk te beoordelen. Daar leren ze heel veel van. De kwaliteit van de stukken die ik nu binnenkrijg is met sprongen vooruit gegaan en dat zie je terug in de schooladviezen die mijn leerlingen krijgen.'
Yvonne Voorhorst, schakelklasleerkracht op basisschool De Regenboog
'Ik werk al lang in het onderwijs en heb ook al veel gewerkt met kinderen met een taalachterstand. Het waardevolste van het traject voor mij was om te horen dat het goed werkt om aan het begin van elke les duidelijk met de leerlingen te bespreken wat we gaan doen en wat het doel is van een les. Ik pak het maken van een leertekst nu anders aan. We nemen een thema, bijvoorbeeld "dieren", en daar kiest ieder kind dan een plaatje bij. Vervolgens moeten ze beschrijven wat ze al van dat dier weten en wat ze ervan zouden willen weten. Dat werkt heel goed, omdat je begint met iets visueels dat de leerlingen zelf hebben uitgekozen. Zo raken ze geïnteresseerd. Dat werkt veel beter dan een woordenlijst te nemen en kinderen daar elke week een x-aantal woorden van te laten leren. Als het ze niet boeit, beklijft het niet. Wel moet je zo'n thema zorgvuldig kiezen. Een onderwerp als "vakantie" is bijvoorbeeld op onze school niet zo geschikt, omdat wij helaas ook heel wat leerlingen hebben die nooit op vakantie gaan.'
Hennie Cligge, schakelklasleerkracht op de Admiraal de Ruyterschool
'Als schakelklasleerkracht was ik verplicht om deel te nemen aan het professionaliseringstraject voor leraren. Ik stond aanvankelijk niet te juichen, maar ik moet toegeven dat ik er veel van geleerd heb. Vooral de themabijeenkomsten over schrijven waren voor mij een eye-opener. Ik gebruik nu bijvoorbeeld vaak de methode Schrijven om te leren. Voorheen introduceerde ik een onderwerp in de klas vaak mondeling, nu laat ik ze er kort wat over schrijven. De meerwaarde van deze aanpak is dat alle kinderen actief betrokken raken bij de leerstof en tegelijkertijd bezig zijn met taal. Verder laat ik mijn leerlingen bij het verhalend schrijven veel systematischer werken. Aan de hand van duidelijke doelen wordt het schrijfproces opgebroken in vijf stappen die we gezamenlijk doorlopen. De kinderen leren te schrijven én te herschrijven. Ze hadden eerst weinig zin in het herlezen en herschrijven van hun teksten, maar al snel begonnen ze in te zien dat ze er echt iets van leerden. Dan zagen ze bijvoorbeeld zelf dat ze de hoofdletters waren vergeten of dat een zin niet goed liep. Kinderen worden zich bewuster van hun taaluitingen. Dat is het grote voordeel van deze taaldidactiek.'
Dit artikel is verschenen als onderdeel van de Didactief-special Taalonderwijs (september 2014). Deze special is gemaakt in opdracht en met een financiële bijdrage van CPS Onderwijsontwikkeling en advies.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven