Onderzoek

Als huiswerk Muiswerk

Tekst Carla Haelermans en Joris Ghysels
Gepubliceerd op 02-11-2015
Heeft het zin om middelbare scholieren thuis aan het werk te zetten met Muiswerk, het online oefenprogramma voor taal en rekenen? De Universiteit Maastricht zocht het uit.

Veel VO-scholen zetten in op digitale oefenprogramma's om te zorgen dat leerlingen voldoen aan de referentieniveaus voor taal en rekenen/wiskunde. Omdat er echter nog maar weinig wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van deze programma's, heeft de Universiteit Maastricht gedurende één schooljaar onder ruim 3000 onderbouwleerlingen op drie scholengemeenschappen voor vmbo, havo en vwo onderzocht wat het effect is van een van die programma's, Muiswerk. Hiertoe werd een experiment opgezet, waar de helft van de leerlingen met de onderdelen spelling, verbanden en meet en meetkunde oefenden, en de andere helft van de leerlingen met de overige domeinen van taal en rekenen. Het tweede halfjaar werd dit omgedraaid om alle leerlingen wel met alle domeinen te laten oefenen.

Op de betrokken scholen werd het taal- en rekenprogramma ingezet voor huiswerkopdrachten en niet in de klas. Leerlingen kregen geen cijfer voor deze huiswerkopdrachten. Wél kregen ze van de docent de opdracht er een half uur per week mee te oefenen, en de docent kon ook inloggen om te zien of leerlingen dit ook deden.
Het betreft een adaptief programma, waarbij leerlingen kiezen uit de beschikbare oefeningen die klaar staan waar ze op dat moment mee willen oefenen. Om te zorgen dat er steeds nieuwe oefeningen klaar staan op het huidige niveau van de leerlingen, moeten er daarnaast regelmatig tussentoetsen gemaakt worden op school, op initiatief van de docent. Bijkomend voordeel van deze toetsen is dat ze ervoor zorgen dat leerlingen aan het programma herinnerd worden en weer meer gaan oefenen. Als extra stimulans werden ouders ingeschakeld. Zij konden het oefengedrag van hun kind volgen via een app, Muismeter.

Vaak effectief
Uit het onderzoek komen een aantal belangrijke resultaten naar voren. De meest algemene conclusie is dat Muiswerk werkt, maar niet voor iedereen, en niet onder alle omstandigheden. Om te beginnen lijkt het programma effectiever wat betreft rekenen en wiskunde dan taal (op spelling na). Dit lijkt vooral te komen doordat de rekenmodules en spelling makkelijker te automatiseren onderdelen zijn.

Voor brugklassers blijkt oefenen Muiswerk gunstig, maar voor de ouderejaars is het effect meestal minder duidelijk. Dit komt vooral omdat zij ook opvallend minder oefenden en een effect daardoor moeilijker aan te tonen is.

Oefengedrag
Het oefengedrag van leerlingen blijkt zeer divers. Soms oefent een leerling weliswaar veel, maar met een te eenvoudige oefening. Dat heeft weinig zin. De oefening moet aansluiten bij het niveau van de leerling. Uit eerder onderzoek naar Muiswerk is al bekend dat de effectiviteit vooral uit het adaptieve karakter van het programma komt, en niet uit het feit dat het oefenen digitaal is of dat leerlingen (meer) tijd aan besteden aan oefenen. De tussentoetsen op school zijn dus van groot belang om te zorgen dat de leerling op niveau kan oefenen.

In het onderzoek konden leerlingen redelijk vrij beslissen wanneer ze wilden oefenen. Toch blijkt hun oefengedrag ook 'aanstuurbaar', zowel door ouders als door de school. Zo heeft het gebruik van Muismeter door ouders van leerlingen in leerjaren 1en 2 een positief effect op het oefengedrag: de leerlingen oefenen meer als de ouders vaker Muismeter gebruiken. Bij leerlingen uit het derde leerjaar werkt dit echter averechts: zij oefenen dan juist minder. Ook helpt het als de docent oefengedrag aanmoedigt. Dit kan door mondeling stimuleren in de les, maar ook via het inroosteren van de tussentoetsen.

Carla Haelermans en Joris Ghysels, Het effect van digitaal oefenen en ouderbetrokkenheid op taal- en rekenprestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Universiteit Maastricht, 2015.

Click here to revoke the Cookie consent