Nieuws

Allemaal kleine kapiteintjes

Tekst Merina Daudeij
Gepubliceerd op 30-05-2018 Gewijzigd op 30-05-2018
Beeld Merina Daudeij
‘Het kind in zicht’: dat is het credo van De Kleine Kapitein. Deze openbare basisschool dichtbij Eindhoven is in 1985 opgericht door Paul Biegel, schrijver van het gelijknamige kinderboek. Joost Bataille maakte er twee jaar geleden een fotoreportage in het kader van 100 jaar onderwijsvrijheid. Kort geleden gingen we er nog eens kijken.

Niet alleen opende Paul Biegel de school. Ook baseerde Jacques Vriens het bekende kinderboek ‘Achtste groepers huilen niet’ op de groep 8 uit 1990 van de Kleine Kapitein, waar hij destijds les aan gaf. De Kleine Kapitein is een eenpitter en telt nu circa 150 leerlingen.

De Kleine Kapitein ligt in een rustige buurt in Bakel, het oudste dorp van Noord-Brabant. Directeur Lieke Akkermans staat achter de doorzichtige voordeur van de school te praten met een moeder en doet meteen open.

Bij binnenkomst blijkt dat de naam van de school tot in de details eer wordt aangedaan. Er hangt een scheepsbel aan de muur, en een reddingsband om het bordje met de aanwezige docenten. De kinderen zijn druk aan het werk met hun project of weektaak, of doen een educatief spelletje. En omdat ze zelf hun leerdoelen mogen bepalen, zijn het ook net kleine kapiteintjes.

 

Kindermeedenkraad

Kinderen hebben inspraak bij de Kleine Kapitein, dat bewijst de Kindermeedenkraad. Deze raad bestaat uit zes leerlingen die democratisch gekozen zijn door klasgenoten. Van elke jaargroep is een leerling vertegenwoordigd. Eens per maand overleggen zij met de directeur over wat er goed gaat en wat er nog beter kan.

Hoe gaat zo’n vergadering in zijn werk? Akkermans, nu anderhalf jaar directeur op de Kleine Kapitein, vertelt dat het eigenlijk net zo gaat als in een echte ‘grote mensen vergadering’. Ze begint altijd met een terugblik op de vorige vergadering: wat is er besproken, wat zouden de kinderen ermee doen en is dat inderdaad gelukt? Dan vraagt ze wie er een agendapunt heeft, waarna de kinderen een keurig rondje maken. Akkermans lacht even: ‘Soms zijn ze superenthousiast; dan moeten ze even op elkaar wachten. Maar daar leren ze van. En van de combinatie jong en oud ook: je hebt soms een kind uit het bovendek dat dan met een kleuter een besproken agendapunt uitwerkt. Of ze gaan samen in de klassen vertellen over wat ze in de Meedenkraad hebben besproken.’

 

Het nut van de punten? Akkermans: ‘Soms komen leerlingen natuurlijk met iets minder nuttige punten, of ze ook wat langer vakantie kunnen krijgen bijvoorbeeld. Dan moet ik toch uitleggen dat het zo eenvoudig helaas niet werkt. Maar er zijn zeker ook nuttige punten: dingetjes die in de pauze nog beter kunnen, of ze vertellen dat ze iets missen in de klas.’

Akkermans geeft een voorbeeld van een punt dat leerlingen aandroegen: ‘Laatst wilden de oudere kinderen het veld achter de school opruimen. Ze opperden een soort pleindienst in te stellen, waarbij per maand één klas verantwoordelijk zou zijn voor het opruimen.’ De kleuters komen weer met heel andere dingen. Akkermans: ‘Twee weken geleden zeiden ze: “We willen graag een waterbaan op het plein. Want als het lekker weer is, is het fijn om met water te spelen.” Nou, dan probeer ik daar toch iets mee te doen.’

Schip zonder deuren

De school heeft vorig jaar een verbouwing ondergaan. Wat meteen opvalt zijn de ruime gangen en talloze plekken waar kinderen kunnen werken. Er zijn geen klasdeuren te bekennen. ‘Klopt’, zegt Akkermans, ‘beneden (waar de groepen 1 en 2 zitten) zijn die er niet, maar boven zijn er schuifdeuren. Die staan gewoonlijk open - maar als je een toetsmoment hebt of een oudergesprek, dan doe je ze even dicht. We hebben dit gedaan om ervoor te zorgen dat kinderen makkelijk bij elkaar binnenlopen.’ De recente verbouwing sloot goed aan bij de nieuwe werkwijze waar ze dit schooljaar mee zijn begonnen op de Kleine Kapitein.

Een nieuwe koers

In die nieuwe werkwijze heeft de Kleine Kapitein ten eerste het leerstofjaarklassensysteem losgelaten. Leerkracht Anne Mauer, die lesgeeft aan één van de combi-groepen 6/7/8, legt uit dat ze gedurende het jaar kijkt welke doelen aan bod moeten komen: leerlingen krijgen zoveel mogelijk les op maat. Is een leerling van groep 6 toe aan moeilijker rekenwerk, dan kan het voorkomen dat hij rekendoelen krijgt uit groep 7 of 8. En het omgekeerde, voor een leerling in groep 8 die afstevent op praktijkonderwijs, kan ook gebeuren.

Er zijn geen jaargroepen, maar drie ‘niveaus’. Deze niveaus worden ingedeeld in het onderdek (peuters, groep 1/2), middendek (groep 3/4/5) en het bovendek (6/7/8). Binnen elk niveau zijn er twee klassen, met elk ongeveer vijfentwintig leerlingen.

 

De kinderen werken in units: kleine niveaugroepjes. Die kunnen heel wisselend zijn ingedeeld. Bij een rekenles kan zo’n groepje uit drie leerlingen van groep 7 bestaan, maar ook één groep 6-leerling en twee uit groep 8, of twee uit groep 7 en één uit groep 8. Zo’n drie keer per jaar kijkt de leerkracht opnieuw of de niveaugroepjes goed zijn samengesteld. Voor het aanbieden van taal, spelling en rekenen wordt gebruik gemaakt van de digitale methode Snappet. De leerkrachten houden de ontwikkeling van leerlingen bij op een digitaal registratieformulier, dat verbonden is aan Snappet en op  papier voor bijvoorbeeld methodetoetsen.

Ook werken ze op de Kleine Kapitein thematisch. Mauer: Je moet het zo zien: wij bedenken het hoofdonderwerp, en de leerlingen vullen het zelf in. Maar wij bieden daarin altijd lessen aan waarvan we denken dat het belangrijk is dat ze die krijgen.’ De kerndoelen worden daarbij ook in het oog gehouden.

Bij de zaakvakken werken de leraren thematisch. De Kleine Kapitein hanteert geen methodes voor wereldoriëntatie en geschiedenis, wel voor rekenen (Pluspunt) en taal (Taalactief). De leerkrachten introduceren het thema spelenderwijs en activeren vervolgens de kennis van leerlingen. Die schrijven de vragen die in hen opkomen op een blaadje, waarna de leerkracht de vragen clustert en onderverdeelt in hoofd- en deelvragen. De leerlingen beslissen dan met welke vragen zij aan de slag gaan, en de leerkracht deelt hen in niveaugroepjes in. Ieder groepje bestaat uit een voorzitter, secretaris en lid. Een kind heeft dus een bepaalde rol. Waarom is dat? ‘Kinderen voelen zich daardoor verantwoordelijk,’ licht Mauer toe. ‘En ook belangrijk: ze leren overzicht bewaren. Ze hebben niet meer dan zoveel tijd en dan moet het ook klaar zijn.’ Mauer legt uit dat de leerkracht nog wel meestuurt. Nu hebben kinderen over de rollen gestemd,’ zegt ze. ‘Maar we kijken ook wel een beetje wat een leerling aankan, en welk kind nog een voorbeeld moet krijgen. Het is denk ik goed dat je een kind een rol geeft die het ook goed kan uitvoeren.’ Alle groepjes werken toe naar een presentatie. Ze maken daarvoor een ‘lapbook’, een soort digitale plaat waar de presentatie op komt te staan.

Weektaken

De leerlingen op de Kleine Kapitein werken op hun eigen niveau met weektaken. Op een weektaak staan taken waarbij instructie gepland is, en taken waarbij ze zelfstandig kunnen werken zoals verwerkingsopdrachten rekenen en bijvoorbeeld een presentatie over kunst. Ze mogen zelf bepalen of ze dat alleen doen of in groepjes en waar ze dat doen. Anne Mauer: ‘In de zelfstandige tijd geef ik ook instructies, waarbij kinderen naar behoeven aansluiten, en ik loop vragenrondjes.’ Voor de vragen hebben kinderen een blokje op tafel staan met de kleuren rood en groen en een vraagteken. Mauer: ‘De afspraak is dat kinderen eerst proberen iets aan een groepsgenootje te vragen. Als ze er samen niet uitkomen, komen ze naar mij.’

Flexwerken

In het klaslokaal hebben leerlingen een basisplaats. Daarnaast zijn er flexplekken. Vanuit de basisplaats overleggen ze, in overleg met de leerkracht, waar ze die dag gaan werken. Mauer: ‘Daar maak je wel goede afspraken over: dus niet dat kinderen tien keer per dag gaan wisselen. In het begin was het natuurlijk super interessant, want ze wilden alles uittesten. Maar nu kiezen kinderen gewoon een plek, en daar werken ze een ochtend, of ze gaan na de kleine pauze weer op een andere plek zitten. Dat bewaken we wel.’

Wat verwacht de Kleine Kapitein van hun nieuwe werkwijze? Leren leerlingen uit lagere groepen bijvoorbeeld meer, omdat zij lesstof meekrijgen van een hogere groep? Uit verhalen van Akkermans en Mauer blijkt dat leerlingen op de Kleine Kapitein wel gemotiveerd zijn, maar echte harde data zijn er nog niet. Akkermans: ‘We zitten nog in de opstartfase, er zijn nog weinig cijfers. We hebben al wel gezien dat de groep die dit jaar de Centrale Eindtoets gedaan heeft boven verwachting presteerde, vergeleken met de Entreetoets in groep 7. Het lijkt er op – maar dat is een aanname - dat de leerlingen optimaler groeien, nu we proberen beter aan te sluiten bij hun niveau.’

 

Leerlingen aan het woord

Daan en Jayden, 11 jaar (rechts op de foto), zitten in groep 8.

Wat vinden jullie van deze school?

Jayden: ‘Ik zit hier pas sinds vorig jaar. Ik vind het hier veel leuker. Ik word beter behandeld, en de kinderen zijn aardiger. Ik vind het leuk dat ik ook met groep 6 en 7 zit. Soms help ik ook wel andere kinderen.’

En jij, Daan? ‘Ik heb het hier naar mijn zin. Ik vind het ook leuk dat ik met andere groepen zit.’

Wat doe je het liefst?

Daan: M’n tablet pakken en werken.

Jayden: Crea vakken doe ik het liefst. En gymnastiek. Rekenen zou ik kiezen als leukste van taal, spelling en rekenen.

Hoe werken jullie vaak?

Jayden: Ik werk vaak alleen.

Daan: Ik werk veel met een klasgenoot samen.

Wat is leuker? Tablet of schriftelijk?

Daan: ‘Ik vind het allebei even leuk.’

Jayden: ‘Ik vind schrijven in een boekje toch fijner, want de tablet doet het soms niet goed. Dan heb ik steeds een spelfout omdat het toetsenbord niet typt wat ik typ.’

Vieren jullie ook wel eens feesten?

Daan: ‘Sinterklaas, kerst, carnaval.’

Wat doe je bij carnaval?

Jayden: ‘Dan komen de Pierewaaiers. Eerst ga je in de klassen praten en kijken hoe andere klasgenootjes eruitzien. Want je mag je verkleden. Dan ga je naar beneden, en dan is er een polonaise.’

Daan: ‘Dit keer had ik me niet verkleed omdat ik me niet zo lekker voelde. Maar toen had de juf me toch een zakdoekje gegeven en een hoed op m’n hoofd gedaan. Dus had ik van die slobberkleren aan met een cowboyhoed.’

 

Merina Daudeij is stagiaire bij Didactief.

Verder lezen

1 100 jaar onderwijsvrijheid: De Kleine Kapitein
2 Rehobothschool: Gij zult liefhebben den Heere uw God
3 Wat maakt De Horizon islamitisch?

Click here to revoke the Cookie consent