Als het aan de Onderwijsraad ligt, zijn zo'n duizend kleine basisscholen over vijf jaar opgeheven of gefuseerd. De raad wil de opheffingsnorm van kleine scholen omhoog brengen van 23 naar 100 leerlingen. Dit zou betekenen dat in Nederland meer dan 1300 van de 6875 basisscholen hun bestaan niet zeker zijn. Het confessionele onderwijs zou harder getroffen worden dan het openbaar onderwijs. Bij opvolging van het advies moeten 648 christelijke scholen sluiten, tegen 605 openbare. Maar de klap voor openbare scholen komt relatief harder aan, omdat ze een minderheid vormen. Tegenover elke openbare school staan bijna twee christelijke scholen.
Door de ondergrens te verhogen ontstaat er volgens de Besturenraad, die ruim 2200 christelijke scholen vertegenwoordigt, een behoorlijke kaalslag: in 462 dorpen zou de laatste school verdwijnen. Volgens Ritske van der Veen, directeur VOS/ABB (algemeen bijzonder en openbaar onderwijs), lijdt met name het openbaar onderwijs het meeste pijn. Van der Veen wijst erop dat in de grondwet is vastgelegd dat gemeenten moeten voorzien in voldoende openbaar onderwijs. Wanneer het kabinet het advies van de Onderwijsraad overneemt kan dat volgens Van der Veen niet meer overal in Nederland worden gegarandeerd.
Ook CNV Onderwijs reageert negatief op het advies: het versterkt juist de krimp. Daarnaast vreest de bond voor spookdorpen: jonge gezinnen trekken weg uit kleine gemeentes wanneer de scholen daar verdwijnen.
Volgens de Besturenorganisatie voor het gereformeerd onderwijs, LVGS, zou ongeveer 33 procent van de gereformeerde scholen moeten sluiten. In dunbevolkte provincies als Friesland en Groningen loopt dat aantal zelfs al gauw op tot 50 procent. Daarom ziet de besturengroep liever een opheffingsnorm van 80 leerlingen. Voor nu zijn de kleine scholen nog veilig, staatssecretaris van OCW Sander Dekker kiest pas na de zomer een definitieve koers.
Lees hier het advies van de Onderwijsraad.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven
