Onbewust volgen zij een eeuwenoude traditie van de Grote Rondreis of Grand Tour; rond 1700 nog uitsluitend het privilege van een kleine groep welgestelde jongelingen in de leeftijd van zestien tot vijfentwintig jaar die voor of na hun studie door Europa trekt.
Vanaf de zeventiende eeuw is de Grand Tour een omvangrijk Europees, cultureel fenomeen. Een stroom van vooral Engelse en Duitse adellijke jongens, en een enkele jongedame, trekt als sluitstuk van de opvoeding zuidwaarts, meestal naar Italië. Ook bijna elke mannelijke telg uit Nederlandse regentenfamilies maakt een dergelijke reis.
De bedoeling van de reis is de jonge reiziger tot een man van de wereld te maken, dat wil zeggen geschikt voor het burgemeestersambt of de diplomatie. Naast verrijking van kennis en inzicht staat ook het polijsten van de omgangsvormen op het programma. Na aankomst in Italië werpen zij zich vol overgave op het leren van schermen of huren een taalleraar of dansmeester in. Een enkeling schrijft dat de jongedames van de Romeinse aristocratie wel wat traag bewegen en dat het dansen pas leuk wordt als die naar huis zijn.
Tussen 1600 en 1800 wordt de Grand Tour bijna een rebellie tegen de traditionele vorming. Filosofen vragen zich af of wijsheid het beste in de bibliotheek tussen de boeken of juist op reis verworven moet worden. Rousseau werpt zich op als een vurig verdediger van het reizen. Het zien van andere landen en het ontmoeten van mensen uit andere culturen zouden jongeren mentaal rijker maken.
Heftig is de kritiek van diegenen die de voorkeur geven aan de collegezaal en bibliotheek. Op reis zouden jongeren alleen maar worden blootgesteld aan de lagere zeden en gewoonten van zuiderlingen. Van de hoogdravende doelen komt in hun ogen niets terecht. Daarin hebben de critici wel enigszins gelijk. Gokken, drinken en seks vormen op reis geen uitzondering. Rome, hoewel vol kunstschatten, vinden veel jongeren saai gevonden en ze reizen graag door naar het veel opwindender Napels: ‘Eerst Napels zien en dan sterven.’
Het reizen in die tijd is niet zonder gevaren. Het spannendst is de overtocht over de Alpen. Te voet, per koets, paard of muilezel: het maakt niet uit. De smalle wegen en de diepe kloven zijn ronduit eng. Eenmaal aan de andere kant duiken nieuwe gevaren op. De rijke jongens zijn een dankbare prooi voor oplichters en struikrovers. In Italië zijn er hele gebieden die men beter niet zonder escorte kan doorkruisen. De jongens worden vrijwel altijd vergezeld door bedienden en in een enkel geval leraar of pedagoog, maar ook zij zijn meestal heel onervaren. Zo ontstaat vanuit de Grand Tour het romantische idee van het sublieme: iets wat mooi is, omdat het ons schrikt aanjaagt.
Een enkeling, zoals de Duitse schrijver Goethe, heeft het voordeel dat hij wordt vergezeld door kunstenaars die de mooiste momenten in tekeningen vastleggen. Anderen laten zich schilderen voor klassieke bouwwerken. De meesten sleuren, na een tocht van enkele maanden of jaren, van alles mee naar huis om te bewijzen dat ze ver weg zijn geweest. Zoals Italiaanse waaiers als cadeautjes voor hun achtergebleven zusjes.
De Grand Tour is niet alleen een belangrijke bron van educatie en opvoeding, leren door ervaring, iets wat je niet door boekenwijsheid opdoet. Maar het is ook een vorm van toerisme van jongeren die nog niet weten wat ze willen studeren of worden. Net als tegenwoordig. Alleen gaan zij nu niet meer te paard, maar nemen ze het vliegtuig op Schiphol.
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
Dit artikel is eerder verschenen in Didactief, november 2014.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven