Einde van het eenrichtingsverkeer

Tekst Yolande Emmelot
Gepubliceerd op 04-05-2020
Yolande Emmelot, onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut, over het verschil tussen onderwijs en educatie.

Leerkrachten van scholen die nu noodgedwongen hun onderwijs op afstand geven, laten weten dat het wel erg eenrichtingsverkeer is geworden: je geeft een opdracht of taak vaak met beeldinstructie en dan is het verder aan de leerling, die de opdracht (al dan niet) uitvoert. Terwijl dat er op de scholen van de leerkrachten met wie ik laatst sprak in de normale situatie heel anders aan toe gaat. Dan is er veel meer interactie, samenwerking, afstemming op de belevingswereld van het kind: tweerichtingsverkeer.

Het woord ‘onderwijs’ is eigenlijk een ongelukkig woord. Het ontbreekt in etymologie woordenboeken. De Van Dale geeft als eerste betekenis van onderwijs: ‘het systematisch overbrengen van kennis en kunde’. Daar zit het éénrichtingsverkeer eigenlijk al ingebakken en die richting is: van de leraar naar de leerling. En het geeft aan het instituut school een veel te beperkte opdracht of taak: louter lesgeven.

In veel andere landen wordt de term ‘educatie’ gebruikt, een woord dat van het Latijnse woord 'educere', opvoeden, komt. Educatie doet veel meer recht aan de brede opdracht van de school. Het houdt zowel opvoeding als onderwijs en ook vorming in. Wij gebruiken ‘educatie’ wel voor heel jonge kinderen (voor- en voorschoolse educatie), waarbij lesgeven een minder belangrijke rol speelt en het vooral om spelenderwijs leren gaat. De school is er echter niet alleen om les te geven. De school is ook, door de aanwezigheid van andere kinderen en volwassenen, een instituut waar – of je nu wilt of niet – opgevoed en gevormd wordt.

In deze coronatijd biedt de school vooral onderwijs, op afstand. Kinderen krijgen dus les, en dan ook nog voornamelijk in de basisvakken. Maar ook in die situatie leren kinderen meer dan van de lessen op afstand. Hoeveel ze leren en wat ze leren hangt echter wel af van de omgeving, de ouders, en de mogelijkheden thuis. De zogenoemde ‘kansrijke’ kinderen krijgen naast het afstandsonderwijs thuis educatie. Ze krijgen volop mogelijkheden zich te ontwikkelen. Minder ‘kansrijke’ kinderen, die toch al heel erg afhankelijk zijn van het instituut school om te leren en zich te ontwikkelen, krijgen nu eigenlijk een minimumpakket, namelijk alleen afstandsonderwijs. Juist voor hen is dat minimumpakket te beperkt. Zij hebben ‘institutionele educatie’ nodig. Misschien is dat wel een betere term voor de taak van de school, maar het is wel een mond vol. Toch wil ik voor deze term pleiten, want taal beschrijft niet alleen, taal bepaalt en vormt ook ons denken. Als je als leerkracht weet dat je educatie geeft – dus ook opvoedt en vormt – dan zal je misschien veel bewustere keuzes maken, in hoe je wilt opvoeden, wat je wilt overbrengen aan normen en waarden, en ook hoe je de ontwikkeling van jouw leerlingen wilt stimuleren.

Afstandsonderwijs is een passende term voor het eenrichtingsverkeer in deze coronatijd. Veel kinderen hebben echter institutionele educatie nodig. En vrijwel alle kinderen beleven plezier aan de sociale omgeving die de school biedt. Het is fijn dat leerlingen in het basisonderwijs het na de meivakantie niet alleen meer met afstandsonderwijs hoeven te doen. Ik wens ze educatie, en vooral echt tweerichtingsverkeer.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent