Naast de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam moeten vooral de bolwerken van de katholieke verzuiling het ontgelden. Zo wordt de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg bezet en omgedoopt tot Karl Marx Universiteit. Radicaler kan het haast niet.
Soms is de aanleiding voor rebellie op het eerste gezicht onnozel. Dit is zeker het geval bij de opstand op de Katholieke Pedagogische Academie in Beverwijk, die wereldnieuws wordt.
Deze voormalig bisschoppelijke kweekschool is in 1969 nog maar vier jaar een gemengde school; een teken dat de opleiding opener wordt en de gedragsregels versoepelen. Voor die tijd is de school berucht om de harde tucht en strenge regels voor de jongens die in internaatverband leven.
Het internaat naast de school staat ten dienste van de opvoeding tot goed katholiek onderwijzer. Niet minder dan 86 regels bepalen het leven van de internen, van dagelijks corvee tot de verplichting van ‘eten wat de pot schaft’. Binnen de muren van het internaat heerst een hard klimaat van disciplinering van de jongens, veelal van eenvoudige afkomst en met een goed stel hersens.
Met lede ogen zien de kerkelijke autoriteiten dat in de jaren zestig veel verandert. Er worden ook externe leerlingen toegelaten, het klerikale bestuur wordt vervangen door leken, de studenten krijgen een eigen raad en tot slot stromen er ook meisjes binnen. De katholieke zuil verbrokkelt.
In de nazomer van 1969 komt het tot een uitbarsting. Twee jongens plaatsen op het puntje van een aanwijsstok een condoom. De aardrijkskundeleraar wijst, zonder het door te hebben, diverse plaatsen op een kaart aan. De klas komt niet meer bij. De directie grijpt hard in en verwijdert de jongens van de opleiding: zulke ‘smeerlapperij’ past niet bij het verantwoordelijk ambt van onderwijzer.
Dit pikt de meerderheid van de schoolbevolking niet, waarop het conflict escaleert. De ‘alternatievelingen’ of ‘kritische studenten’ zien hun kans schoon en beginnen hun revolte tegen alles wat in hun ogen mis is aan de onderwijzersopleiding en het lager onderwijs. Democratisering en onderwijsvernieuwing zijn de sleutelwoorden. De studenten vertrekken met één ‘solidaire’ docent naar een ander gebouw in de stad en richten de Alternatieve Pedagogische Academie op. Een enkeling blijft achter in de ‘ouderwetse’ academie, laatdunkend OPA genoemd.
In de Alternatieve Academie wordt druk vergaderd; stencils vol manifesten en nieuwe plannen verschijnen. Na veel bemiddelingspogingen keren de studenten terug naar de oude academie, maar in januari 1970 slaat weer de vlam in de pan. Een bezetting van een week volgt. Linkse politici, wetenschappers en kunstenaars komen langs. Een VARA-programma zendt televisiebeelden vanuit het bezette gebouw uit. Nu weet het bestuur niet meer van wijken: de bezetters worden van school verwijderd, de sympathiserende docent wordt ontslagen en de burgemeester gevraagd om de politie in te zetten. Die slaat de bezetters hardhandig uit het gebouw. In een rechtstreekse radio-uitzending is te horen dat een agent verklaart dat het nog harder moet, omdat ‘ze erom hebben gevraagd’.
Na de bezetting stort de academie in Beverwijk door gebrek aan belangstelling vrij snel in, maar de discussie over wat een goede opleiding is, duurt voort. In 1971 komt het prestigieuze wetenschappelijk tijdschrift Pedagogische Studiën met een themanummer over de onderwijzersopleiding. Daarin bepleit de gezaghebbende Amsterdamse hoogleraar Idenburg een universitaire opleiding voor onderwijzers en onderwijzeressen. Anders zal ‘de opleiding er niet in slagen competente studenten aan te trekken.’ Het zou bijna veertig jaren duren voordat die er kwam.
Sjoerd Karsten is hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven