Het recente onderzoek naar burgerschap in het Nederlandse onderwijs (ICCS, red.) laat zien dat het niet goed gaat met onze democratische rechtsstaat. Dat constateren we al jaren. Wat het nog ernstiger maakt.
Nederlandse leerlingen hebben weinig kennis over hoe een democratie werkt, vinden in vergelijking met leerlingen in andere landen minder vaak dat etnische minderheden en vrouwen gelijke rechten toekomen, zijn minder geïnteresseerd in politiek en ook minder actief in burgerschapsactiviteiten. Over het volledige spectrum van competenties – kennis, houdingen, vaardigheden én gedrag – is er alle reden om heel ongerust te worden.
Volgens de krantenkoppen ligt het probleem – en de oplossing – bij het vak maatschappijleer in het voortgezet onderwijs. De doelen moeten duidelijker, de inhoud moet beter, het vak moet eerder worden gegeven. In het beste geval helpt dat om tenminste de basiskennis op te vijzelen over wat een democratische rechtsstaat is, hoe die werkt, wat er in de grondwet staat en waarom dat belangrijk is. Maar voor vaardigheden, houdingen en gedrag is veel meer nodig. Wat leerlingen vinden en doen, is een reflectie van wat ze zien en meemaken. Als relatief veel leerlingen vinden dat etnische minderheden en vrouwen geen gelijke rechten toekomen, is dat een afspiegeling van een leefwereld die leerlingen als ongelijk ervaren. Dat lossen we niet op met het Wilhelmus of een bezoek aan het parlement.
Opmerkelijk genoeg ervaren Nederlandse leerlingen veel minder dan leerlingen elders een open klimaat in de klas. Nederlandse leerlingen vinden juist heel sterk dat iedereen recht heeft op zijn eigen mening. Samen met andere uitkomsten is het een houtskoolschets van de Nederlandse cultuur, waarin tolerantie soms ook betekent dat je je vooral niet met elkaar bemoeit. En waarin vrijheid snel verwordt tot vrijblijvendheid.
De kunst is te leren delibereren. Dat is iets heel anders dan praten of debatteren. Bij delibereren gaat het erom dat je niet alleen je eigen mening kunt uiten, maar ook openstaat voor die van een ander. Niet om slimmer te zijn, aandacht te trekken of de lachers op je hand te krijgen. Maar om elkaars argumenten en overwegingen echt te leren begrijpen. Zodat je samen tot nieuwe oplossingen kunt komen die voor iedereen beter zijn. Wat zou het helpen als het parlement daarin het goede voorbeeld gaf.
Sietske Waslander is hoogleraar Sociologie. Kijk hier voor meer columns,
Deze column verscheen in Didactief, decenber 2017.
Prof. dr. Sietske Waslander is als hoogleraar Sociologie verbonden aan TIAS School for Business and Society. Binnen het GovernanceLAB verricht zij onderzoek naar sturing en governance in het onderwijs, en participeert ze in de longitudinale landelijke evaluatie van Passend onderwijs. Ze geeft onderwijs in verschillende TIAS opleidingen. Waslander is kroonlid van de Onderwijsraad.
09-09-2016
15-06-2017
03-05-2017
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven