Maassen van den Brink is wetenschappelijk directeur van het Top Institute for Evidence Based Educational Research (TIER) dat zij samen met Roel Bosker (hoogleraar RUG en voorzitter van de commissie-Bosker die recent onderzoek deed naar de rekentoets) en Wim Groot (UM), met wie Maassen van den Brink sinds 2008 samen de leerstoel Evidence Based Onderwijs heeft, oprichtte. In een rondetafelgesprek met Didactief over toetsing in januari 2014 pleitte ze voor toetsing als sturingsinstrument van de overheid om onderwijsprestaties in (vooral) taal en rekenen te verbeteren. 'Autonomie betekent niet dat je maar lekker doet wat je zelf wilt en geen verantwoordelijkheid hoeft te nemen. Met toetsen leg je verantwoording af en dat is ook wat er natuurlijk moet gebeuren.'
Toetsen is objectieve maat
Het verweer van haar gesprekspartner destijds, hoogleraar Ron Oostdam, dat toetsen niet automatisch de onderwijskwaliteit verbeteren, beantwoordde ze met: 'Maar het is wel een objectieve maat. Toetsing is een van de weinige sturingsinstrumenten waarover de overheid beschikt. (..) Ik vind niet dat er teveel getoetst wordt, wel dat er teveel gesproken wordt over dat er teveel getoetst wordt.' Met deze uitspraken laat ze zich kennen als een tegenpool van de huidige voorzitter van de OR, Geert ten Dam die zich - diplomatiek maar toch - uitsprak tegen het grote gewicht dat de eindtoets en de rekentoets in Nederland hebben.
OESO
Maassen van den Brink heeft dan ook een naam als Mrs Evidence. Ze hecht aan cijfers, aan bewijzen. In 2005 pleitte ze voor meer investeren in onderwijs. Met een reden. Nederland zat op dat moment nog onder het OESO-gemiddelde qua uitgaven en dat moest anders, vond Maassen van den Brink. ´Onderwijs wordt in Nederland al jaren onterecht als een spending department beschouwd´, zei ze in Didactief, ´terwijl het de motor van de economie is. Uit mijn onderzoek blijkt juist dat de inverdieneffecten en de welvaartseffecten van onderwijs groot zijn. Het individueel rendement op onderwijs is hoger dan dat van een gemiddeld pakket aandelen,´ concludeerde ze met gevoel voor publiciteit: 'Zes tot acht procent op jaarbasis.' Een toename van het gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking met een jaar leidde in haar berekeningen zelfs tot een structurele toename van de economische groei met drie procent. Inmiddels zitten de uitgaven aan onderwijs in Nederland net boven het OESO-gemiddelde.
Education at a glance
Huilen met de wolven in het bos doet Maassen van den Brink niet. In 2009 was onderwijzend Nederland in rep en roer toen uit Education at a Glance bleek dat Nederlandse leraren internationaal gezien veel uren maakten en grote klassen draaiden. De vakbonden lieten onmiddellijk van zich horen. Maassen van den Brink was niet onder de indruk en relativeerde de cijfers. Op basis van cijfers van SCP, CBS en Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt concludeerde ze dat de arbeidsproductiviteit (aantal lesuren en aantal leerlingen per docent) juist dramatisch gedaald was: het aantal leerlingen per werknemer in het basisonderwijs zou in tien jaar juist zijn afgenomen met bijna twintig procent. En ook in het voortgezet onderwijs was de ratio verbeterd. ´De ervaren hoge werkdruk van docenten rijmt dus niet met de feitelijke cijfers´, stelde Maassen van den Brink. ´Misschien zijn leerlingen veeleisender geworden of wordt er te veel vergaderd. Het kan ook zijn dat de opvattingen over werkdruk zijn veranderd.'
Geld en leerprestaties
Het is het type recht voor z'n raap waar niet iedereen blij van wordt. Maar inmiddels lijkt het erop dat Maassen van den Brink wel iets in handen had waar misschien beter naar had moeten worden geluisterd. Van verschillende kanten wordt momenteel geconstateerd dat de kosten van onderwijs enorm zijn gestegen zonder dat de kwaliteit verbeterd is of het lerarenberoep aantrekkelijker geworden. Waar is dat geld gebleven, werd op twitter gevraagd. Maassen van den Brink stelde al in 2009: 'Sommige landen zoals Finland zijn effectiever in het omzetten van geld in leerprestaties. Daar staat er niemand zonder academische graad voor de klas bijvoorbeeld. In Nederland is het extra geld aan onderwijs niet besteed aan verbetering van de kwaliteit. Het geld is besteed aan het aanstellen van meer leraren, niet aan betere leraren, aan lager geschoolde klassenassistenten en lager opgeleid personeel. Er is steeds meer geld in het onderwijs gepompt (..) maar de onvrede over de kwaliteit is alleen maar toegenomen.'
Om het geld meer te laten renderen pleitte Maassen van den Brink voor meer innovaties, betere benutting daarvan, flexibele vakantietijden, beter gebruik van ict en een andere vergadercultuur.
Moet onderwijs altijd renderen in harde valuta? Nee hoor, zo hard speelt Maassen van den Brink het niet. In 2009 zegt ze: 'Natuurlijk zijn er investeringen die zichzelf niet kunnen terugverdienen, maar die toch nodig zijn. Maar er moet wat mij betreft altijd een kosten-batenanalyse gedaan worden, ook van onderwijsinvesteringen. Je wilt toch van elke euro die je uitgeeft weten wat je ervan kunt terugverwachten.' Puur economisch is haar redenering dan weer niet. Want, stelde ze in datzelfde artikel: 'Wat is onrendabel, ook cultureel en sociaal kapitaal vertegenwoordigt een waarde. Van sommige studies aan de universiteit denk je ook: wat moeten we daar nou mee? Maar de culturele waarden die zij vertegenwoordigen zijn belangrijk. Ze leveren misschien niet direct financieel rendement op, maar vergroten wel de welvaart.'
Vergeleken met de huidige voorzitter van de Onderwijsraad, Geert ten Dam, kijkt Maassen van den Brink anders aan tegen toetsing en tegen de verantwoordelijkheid en taken van leraren. Ze zegt al jaren dat er veel te veel van leraren verwacht wordt. In 2004 stelde ze in een dialoog met Geert ten Dam in Didactief: 'Een mens wordt toch knettergek als hij naast het lesgeven ook nog leerlingen moet opvoeden in netjes ja en nee zeggen, een hand geven enzovoort. Dat zijn dingen die je vroeger in het gezin, in bepaalde netwerken of in de buurt leerde. Bovendien willen ouders steeds minder dat school zich met de opvoeding bemoeit. Deel maar eens een corrigerende tik uit.' Ten Dam haalde destijds haar schouders op en zei: 'De samenleving is veranderd'.
Maassen van den Brink wil investeren in onderwijs, maar holt niet meteen achter modes aan. Eerst bewijs, dan doen, is haar motto. In een tijd van ingrijpende bezuinigingen moet onderwijs kunnen aantonen dat extra geld goed wordt besteed.
Kennis van Onderwijs
In het wilde weg uitproberen van zaken is niet slim. Heb geduld, zoek het eerst uit. Dat was ook de aanbeveling van het rapport Kennis van Onderwijs (2003) waar Maassen van den Brink aan meewerkte. Maassen van den Brink zei daarover in 2008: "Voordat je beleid uitzet, moet je eerst op basis van onderzoek weten wat wel en niet werkt. We hebben nu een opdracht van OCW om de maatschappelijke stages te onderzoeken maar dat is natuurlijk eigenlijk te laat. Het was echt geen halszaak als we die stages pas na gedegen onderzoek naar de effecten over drie jaar hadden ingevoerd. Een andere voorbeeld klassenverkleining. Wil klassenverkleiding echt iets opleveren dan moet er fors verkleind worden naar groepen van maximaal zo´n 15 leerlingen. Een verkleining van 30 naar 24 leerlingen is weggegooid geld. Hetzelfde geldt voor de miljoenen die aan voor en vroegschoolse educatie worden uitgegeven. dat is echt trial en error.' Het lijkt er op dat de overheid er een kritische volger bij heeft gekregen.
Monique Marreveld is hoofdredacteur van Didactief
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven