We gebruiken op school de methode Nieuw Nederlands. Het boek voor brugklassers ziet er best goed uit: een mooie combinatie van lezen, schrijven, luisteren en spreken. Theorie over spelling en woordsoorten wordt afgewisseld met leuke opdrachten als elkaar interviewen.
Maar volgens het programma op school mag ik tot de herfstvakantie alleen maar werkwoordspelling geven. Getver. Zou het geen beter idee zijn om met iets te beginnen wat niéuw is voor de leerlingen? Iets waar ze niet vanaf groep 4 op de basisschool mee zijn doodgegooid? Aangezien leerlingen Nederlands over het algemeen niet hun leukste vak vinden, zou je als sectie Nederlands toch je best moeten doen om leerlingen voor je vak te winnen. Te laten zien dat het relevant en interessant is. Maar nee, niks authentieke context, niks leuk, niks nieuw, gewoon d’s en t’s. En dt’s natuurlijk. Maar hé, als totale beginner voor de klas zou ik me niet met het curriculum bemoeien.
Als ik de klas vertel (zo neutraal mogelijk – nooit laten doorschemeren dat je de stof zelf niet zo boeiend vindt) dat we met werkwoordspelling aan de slag gaan bálen ze hoorbaar. Maar mevrouw! Daar was ik op de basisschool het beste in van de hele klas! Kan ik al lang! Neeeeeeeeeee! Stom!
Als we de volgende les het huiswerk klassikaal bespreken wordt er ook gezucht. Ik had alles goed! Ik ook! Ja, ik ook. Na de les neem ik me voor toch iets te veranderen. Moet ik met deze leerlingen, op het vwo, werkelijk zes weken werkwoordspelling gaan doen als ze dat al lang beheersen? Voor de zekerheid maak ik een formatief tussentoetsje.
In de volgende les staat die op het bord. Tien zinnen, in elke zin moet op de stippellijn een woord worden ingevuld. Het hele werkwoord staat erachter. Ze hoeven alleen het ontbrekende woord op te schrijven. Ik deel blaadjes uit. Ze krijgen tien minuten. Sommigen leveren het al na drie minuten weer in. Klaar. Makkelijk! Tsssss, easy dit. Alleen Tim moppert dat hij zo dyslectisch is als een deur en dat hij dit niet kan. Yasmine schuift ongemakkelijk op haar stoel en fluistert me bij het ophalen van de blaadjes toe dat dit haar sterkste kant niet is.
Vier fout, twee fout, vijf fout, drie fout, vijf fout, één fout, drie fout….. in de hele klas zijn er twee leerlingen die het toetsje daadwerkelijk foutloos gemaakt hebben. Voor de rest barst het van de fouten: ik vindt, hij heeft voorbereidt, de klant betaald, de verkochtte spelletjes…
In de personeelskamer zit Rik uit mijn sectie Nederlands. Hij heeft ruim twintig jaar leservaring in het primair onderwijs en geeft sinds een paar jaar ook les in de onderbouw van het vo. Ik deel mijn verbazing met hem. Hij neemt nog een slok koffie en glimlacht minzaam. Die brugklassers overschatten zichzelf mateloos, zegt hij. Júist op het vwo. Ze zijn gewend dat alles vanzelf gaat, dat ze geen regeltjes hoeven te leren. Dus nee, ik doe tot aan de herfstvakantie niks leuks. Inslijpen die handel. Ik leg de werkwoordspellingregels uit, daarna nog een keer en daarna nog een derde keer. En als ze dan nog fouten maken, mogen ze na schooltijd langskomen, dan leg ik het nóg eens uit.
Oké klas. Werkwoordspelling dus. Maar ik ga het toch proberen af te wisselen. Een opdracht die leuk is en die ze als zinvol ervaren, én waarbij hun kennis van werkwoordspelling moet worden ingezet. Dan gaan we na de herfstvakantie echt leuke dingen doen.
Karin Westerbeek is raadsadviseur van de Onderwijsraad en leraar Nederlands in het vo. Hoe het haar nu vergaat, lees je hier.
1 Met opstaan en vallen
2 Gewoon leraar
3 Palapessy
4 Bonus
07-02-2023
04-04-2023
23-02-2023
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven