In de praktijk heeft het twee maanden gekost om studenten op een goed spoor te krijgen. Die leervragen hebben ze namelijk niet vanzelf. Snappen hoe de software werkt, duurde ook lang. De druk om iets te gaan doen, was niet groot genoeg. Het portfolio-instrument is ook nog eens formatief. Er hangt geen beoordeling vanaf. Dus gebeurde er vooral niets.
Nog steeds ben ik niet optimistisch over het instrument, omdat er zonder initiatief van de student niets gebeurt. De uiteindelijke beoordeling van de ontwikkeling volgt overigens in een mondeling examen na een presentatie. Dat kan in theorie ook zonder het portfolio.
Onze worsteling met nieuwe toetsvormen vindt breed plaats in het middelbaar en hoger onderwijs. Er zijn al veel opleidingen waar kennistoetsen zo goed als uitgestorven zijn. Studenten leveren wekelijks een project in, of vullen allerlei groeidocumenten in. Vaak wordt hierin samengewerkt.
Grote vraag hierbij is of de toetsing nog valide en betrouwbaar is. Van valide toetsing is sprake wanneer de toetsmethode toetst wat getoetst moet worden. Niet dat bijvoorbeeld computervaardigheden enorm bepalend zijn voor de beoordeling, terwijl de toets zegt inhoudelijke kennis te toetsen. Betrouwbaarheid komt er simpel gezegd op neer dat de toetsmethode voor een vergelijkbare prestatie ook telkens hetzelfde oordeel oplevert.
In Amsterdam word dit collegejaar een aantal hbo-opleidingen geaccrediteerd. Dat is een proces vergelijkbaar met een inspectiebezoek in het voortgezet onderwijs. Eén van de zaken waar dan goed naar gekeken wordt, is de validiteit van de toetsing. Ik weet dat er op deze opleidingen veel zorgen zijn over de accreditatie op dit punt.
Ik denk dat het een belangrijk jaar wordt voor accreditatiecommissies. Alle opleidingen experimenteren met hun beoordelingen. Vaak onder financiële druk. Kennistoetsen sterven uit. Studenten klagen over de onduidelijkheid. Op een aantal opleidingen lopen de studentenaantallen als gevolg hiervan flink terug. Wanneer er ooit behoefte was aan richting en aan grenzen rond toetsing, dan is het nu. Mijn inschatting is dat een aantal opleidingen het predicaat ‘hoger onderwijs’ eigenlijk al niet meer verdient. Ik zal hier geen namen noemen.
Overigens is de uitkomst van de discussies rond de kopopleidingen – het onderwerp van mijn vorige column – dat er voorlopig niets verandert aan de verwantschapstabellen. Het docententekort zou immers nog groter worden. Aan de andere kant wordt, vanwege financiële redenen, ook niets gedaan aan de inhoudelijke tekortkomingen van de opleidingen, waardoor docenten diploma’s krijgen, terwijl ze niet over de vereiste kennis beschikken. Waarom dit acceptabel zou zijn, ontgaat mij volledig. Op alle fronten staat de kwaliteit onder druk.
Ferry Haan is coördinator en opleider bij de master leraar economie aan de Hogeschool van Amsterdam.
Deze column is verschenen in Didactief november/december.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven