In 2006 publiceerde de Amerikaanse onderwijseconoom en hoogleraar aan de prestigieuze Harvard-Universiteit Thomas Kane een artikel over zijn onderzoek naar de effectiviteit van leraren. Dit stuk had nogal wat gevolgen. Op basis van het werk van Kane lanceerde de Bill en Melinda Gates Stichting namelijk een ambitieus project om de effectiviteit van leraren in het basis- en middelbaar onderwijs te vergroten. Van 2009 tot en met 2016 ontvingen de besturen van meer dan 500 scholen ongeveer 575 miljoen dollar, waarvan 212 miljoen dollar afkomstig is uit de stichting van de oprichter van Microsoft. Het doel van het ‘Intensive Partnerships for Effective Teaching’ initiatief van het team van Bill Gates was om de leerprestaties van leerlingen te verbeteren door leraren anders te evalueren.
Zo bleek uit het onderzoek van de eerdergenoemde Kane dat leraren nogal verschillen in effectiviteit en dat dit nauwelijks iets te maken heeft met hoe ze gecertificeerd zijn. Volgens Kane is het belangrijker te kijken naar hoe leraren ‘on the job’ presenteren. Een manier om dat volgens hem te doen is door de kwaliteit van leraren te meten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan lesobservaties. Beïnvloed door het werk van Kane ging het team van Gates aan de slag om instrumenten voor het meten van de effectiviteit van leraren te ontwikkelen. Ook dacht het team na hoe schoolleiders op basis van deze metingen beslissingen kunnen maken als het gaat om bijvoorbeeld het aannemen, compenseren of plaatsen van leraren. Het was de verwachting dat deze herzieningen zouden bijdragen aan het bevorderen van de leerprestaties van leerlingen, het verhogen van de slagingspercentages en dat ook leerlingen met een achterstand meer succes zouden hebben op school.
Het plan mislukte.
In een onafhankelijke studie van de RAND (Research ANd Development) corporation uit 2018 concluderen de onderzoekers dat “by 2014-2015, student achievement, [low-income minority] students’ access to effective teaching, and dropout rates were not dramatically better than they were for similar sites that did not participate in the [Intensive Partnerships] initiative.” Het omvangrijke project van de Gates stichting heeft gefaald. Van fouten kan je leren. Dus wat is hier precies misgegaan? De onderzoekers van de RAND corporation geven enkele redenen waarom Gates cum suis de doelen niet hebben behaald. Zo zouden scholen niet alle onderdelen volledig hebben uitgevoerd, er zouden externe factoren een rol hebben gespeeld (welke factoren dat zouden kunnen zijn worden niet genoemd) en er zou te weinig tijd zijn geweest om echte effecten te kunnen meten.
Mogelijk zit de eigenlijke verklaring in een andere opmerkelijke bevinding van de RAND corporation. Zo laten de onderzoekers zien dat er sprake is van een beoordelingsinflatie: gaandeweg het project worden steeds minder leraren beoordeeld als “low performing”. Lage beoordelingen worden dus nauwelijks gegeven. Leraren maakten namelijk bezwaar tegen de effectiviteitsmetingen, omdat deze gevolgen zouden kunnen hebben voor hun loopbaan. Na een aantal jaren in het project voelden sommige leraren zich zelfs “demoralized and stripped of their job security”. De les die de onderzoekers uit hun studie trekken mag wat mij betreft op een tegeltje: ”reformers should not underestimate the resistance that can arise if changes have major negative consequences for staff employment”.
In een reviewstudie naar effectieve kenmerken van de professionele ontwikkeling van leraren concluderen Klaas van Veen en collega’s dat veel initiatieven niet het gewenste effect hebben. Dit komt omdat ze te weinig rekening houden met de gevolgen die vernieuwingen hebben voor leraren. Dat klinkt misschien als een open deur, maar toch wordt de leraar vaak vergeten. Dat laat niet alleen het bovenstaande Gates debacle zien, maar dit geldt bijvoorbeeld ook voor allerlei recente initiatieven rondom de 21ste eeuwse vaardigheden.
Onderzoek van Anthony Bryk laat zien dat ook als aan alle voorwaarden voor effectieve schoolverbetering is voldaan, het vertrouwen van leraren doorslaggevend is. Dit betekent dat initiatieven tot vernieuwen pas effect hebben als leraren uiteindelijk ook zelf de vernieuwingen zouden kiezen. Om initiatieven, zoals die van Gates, te laten slagen is het belangrijk te weten wanneer leraren vernieuwingen wel of niet omarmen.
De Amerikaanse hoogleraar Walter Doyle heeft zich tijdens zijn wetenschappelijke carrière aan de Universiteit van Arizona met juist deze vraag beziggehouden. Op basis van zijn onderzoek stelt Doyle dat leraren vooral kijken naar de praktische bruikbaarheid van vernieuwingsinitiatieven. In het algemeen, stellen leraren zich dan drie vragen. Ten eerste: komt de voorgestelde verandering overeen met mijn huidige praktijk en mijn eigen opvattingen? Ten tweede: hoe helder en haalbaar lijken de voorstellen? En ten slotte: levert de vernieuwing me meer op dan de tijd en energie die ik verwacht erin te moeten steken? Initiatieven die rekening houden met deze overwegingen hebben meer kans van slagen volgens Doyle. Als schoolleider zou je dus bijvoorbeeld aan de hand van deze vragen bij leraren kunnen checken hoe vernieuwingen landen en hoe je leraren hierbij meer kan betrekken.
Bill Gates zelf heeft geen spijt van zijn experiment. Ook al kostte het hem een fortuin, hij heeft zijn lesje geleerd. Dat siert de man. Zijn stichting zal zich dan ook niet meer gaan bezighouden met het ontwikkelen van betere lerarenevaluaties. In plaats daarvan wil hij in de toekomst netwerken van innovatieve scholen financieren om lokale problemen aan te pakken. Het lijkt erop dat hij hiermee aansluit op de moraal van dit verhaal: “Vergeet de leraar niet”.
Patrick Sins is lector Vernieuwingsonderwijs bij de Academie voor Pedagogiek en Onderwijs van Saxion te Deventer en Thomas More Hogeschool.
Geraadpleegde literatuur
Bryk, A.S., Sebring, P.B., Allensworth, E., Luppescu, S., & Easton, J.Q. (2010). Organizing schools for improvement. Lessons from Chicago. Chicago / London: The University of Chicago Press.
Doyle, W., & Ponder, G.A. (1977). The practicality ethic in teacher decision making. Interchange, 3, 1-25.
Fullan, M. (2007). The new meaning of educational change. New York: Teachers College Press.
Janssen F. J. J. M., van Driel J. H. & Verloop N. (2010), Towards practical design support for teachers, Pedagogische Studiën 87(6): 412-431.
Kane, T. J., Rockoff, J. E., & Staiger, D. O. (2006). What does certification tell us about teacher effectiveness? Evidence from New York City. (NBER Working Paper 12155). Cambridge, MA: National Bureau of Economic Research. Retrieved February 24, 2020, from https://www.nber.org/papers/w12155
Pogrow, S. (1996). Reforming the Wannabe Reformers. Phi Delta Kappan, 77(10), 656-663.
Spandel, V. (1997). Reflections on portfolios. in G.D. Phye (Ed.). Handbook of academic learning: construction of knowledge (pp. 573–91), San Diego: Academic Press.
Stecher, B. et al. (2018). Improving Teaching Effectiveness: Final Report. Santa Monica, CA: RAND Corporation.
van Tartwijk, J.W.F. (2011). Van onderzoek naar onderwijs, of de kunst van de toepassing. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Van Veen, K., Zwart, R., Meirink, J., & Verloop, N. (2010). Professionele omgang van leraren: een reviewstudie naar effectieve kenmerken van professionaliseringsinterventies van leraren. Leiden: ICLON/Expertisecentrum Leren van Leerkrachten.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven