Het bewijs voor niveaugroepen? Dat blijkt relatief bekend. De EEF Toolkit vatte de onderzoeksresultaten als volgt samen:
Over het algemeen lijken hoger presterende leerlingen ervan te profiteren als je ze bij elkaar plaatst, terwijl homogene niveaugroepen nadelig uitpakken voor gemiddeld en zwak presterende leerlingen. Over het algemeen lijken niveaugroepen geen effectieve strategie te bieden voor het verbeteren van de prestaties van achterstandsleerlingen, die meestal in de zwakkere groepen terechtkomen.
Wat blijkt: zodra je leerlingen in niveaugroepen plaatst, raken kinderen die we als ‘zwak’ inschatten, jaarlijks één tot twee maanden achterop bij kinderen die eerder op een vergelijkbaar niveau zaten. Het tegenovergestelde zien we gebeuren bij ‘bovengemiddelde’ leerlingen, die, zodra je ze in een ‘hoge’ groep plaatst, juist één tot twee maanden extra progressie per jaar maken. Over de mogelijke verklaringen hiervoor doen verschillende theorieën de ronde. Enkele populaire:
Zwakke groepen krijgen minder bekwame leraren toebedeeld. Plusgroepjes zien we vaak als beloning, zwakke groepen als straf. Schatten we bij zwak presterende kinderen in dat ze waarschijnlijk geen progressie gaan maken, dan heeft het strategisch gezien weinig zin om je beste leraren in die groep in te zetten.
Zodra je kinderen groepeert op basis van hun niveau, leer je ze dat ze schrander zijn of stom. Hun leerprestaties gaan vervolgens stijgen of zakken, richting het niveau waarop ze aan jouw verwachtingen voldoen.
Het gedrag in de zwakste groepen verhindert leerlingen goed te leren. Over dit onderwerp heb ik hier geschreven; het is schandalig dat sommige scholen blijven toestaan dat zwakke groepen de dupe worden van lage verwachtingen en slecht gedrag.
Interessanter is het idee dat niveauverschillen ontstaan als gevolg van de invloed van de omgeving. Wijlen Graham Nuthall omschreef het als volgt:
Het niveau lijkt het gevolg te zijn van de verschillende ervaringen in het klaslokaal.
Zelfs al is deze hypothese niet strict genomen waar, dan nog leidt hij waarschijnlijk het meest tot een rechtvaardige ervaring voor ieder kind. Zeker, er kan geen twijfel over bestaan dat sommige kinderen meer intelligent zijn dan andere. Zoals bij de meeste eigenschappen is intelligentie gelijkelijk verdeeld over een bevolking. Maar dat betekent nog niet dat scholen altijd goed kunnen inschatten wie van de leerlingen meer en minder slim is.
Het grootste en meest belangrijke individuele verschil tussen kinderen is de kwaliteit en kwantiteit van wat zij weten. Stel je eens twee leerlingen voor – Katie en Liam – die midden in het schooljaar op een nieuwe school terechtkomen en daar in groepjes moeten worden geplaatst. Katie heeft eerder uitstekende lessen in klankbewustzijn gehad en heeft het decoderen in groep 3 goed onder de knie gekregen. Daardoor kan ze snel stappen maken naar interessanter, meer geavanceerd leesmateriaal. Liam daarentegen leed aan een ongediagnosticeerd gehoorprobleem en was daardoor niet in staat om verschillende klinker- en medeklinkergeluiden goed van elkaar te onderscheiden. Hij kan wel decoderen, maar zijn leesniveau hapert en lezen gaat erg moeizaam. Teveel van zijn broze werkgeheugen gaat op aan het uitspreken van letters, waardoor hij niet genoeg tijd overhoudt om de stap naar een hoger niveau te maken. Beide leerlingen toetsen we op begrijpend lezen; Katie scoort goed, Liam doet het slecht. Logischerwijs plaatsen we daarop Katie in de plusgroep en Liam in de zwakke groep. Desondanks blijft mogelijk dat Liam intelligenter is dan Katie, maar simpelweg minder weet.
Dat laatste klinkt vergezocht, maar Dylan William heeft ingeschat dat wanneer we toetsen gebruiken om leerlingen in niveaugroepen te plaatsen, ‘slechts de helft van de leerlingen terechtkomt in de groep die bij hun intelligentie “past.”’
In zijn rapport adviseert de Education Endownment Foundation scholen ‘te erkennen dat het meten van iemands huidige niveau niet hetzelfde is als het meten van iemands potentieel.’ Dat is natuurlijk waar, maar, belangrijker nog: wat gebeurt er met het potentieel van kinderen, zodra je ze plaatst?
Laten we nog eens kijken naar onze fictieve leerlingen. Katie, die nu in het plusgroepje zit, krijgt uitdagendere stof op een hoger tempo. We vergroten daarmee haar eerdere voordeel. Liam daarentegen krijgt veel simpelere dingen te doen op een lager tempo. Gaandeweg kunnen we er bij hem zeker van zijn dat hij, relatief gezien, steeds minder en minder weet dan Katie. En hoe meer zij weet, hoe meer ze daarover na kan denken, hoe slimmer ze wordt. Zo bepaalt de ervaring die kinderen op school genieten grotendeels hun niveau. En, zeker is: niemand krijgt een hoger niveau van lage verwachtingen.
Ook zeker is dat niets van dit alles vaststaat: het onderzoek van het EEF rapporteert namelijk over wat is geweest, niet over wat zou kunnen zijn. Ik kan me voorstellen dat er een school bestaat waar ze kinderen in groepjes sorteren op een manier die gemiddeld en zwak presterende leerlingen niet belemmert in hun ontwikkeling. Maar we kunnen met zekerheid stellen wat er op dat gebied met kinderen gebeurt zodra een school leerlingen plaatst op een manier zoals dat eerder is gegaan.
Mijn advies: stel het groeperen van leerlingen in niveaus grotendeels en zo lang mogelijk uit. Ja, wanneer er kinderen zijn die anderen belemmeren in hun ontwikkeling, omdat ze de basiskennis nog niet beheersen, dan moeten we die kinderen voor korte periodes apart houden. Zo garanderen we dat die kinderen leren wat ze moeten leren, om ze vervolgens weer naar de normale les te laten terugkeren. En natuurlijk, ook zijn er kinderen in het systeem van wie de behoeftes dusdanig dringend zijn dat ze speciale aandacht behoeven; voor hen gaan geen van deze opmerkingen op.
Onderwijsexpert David Didau gaf meer dan vijftien jaar les, schreef meerdere boeken over het onderwijs, geeft trainingen en schrijft blogs op zijn eigen website The Learning Spy.
Deze blog schreef hij in juni 2017; de originele tekst is hier te lezen.
Vertaling: Benne van de Woestijne.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven