Een econoom is ’s avonds laat zijn sleutels kwijt geraakt. Hij zoekt onder een lantaarnpaal naar zijn sleutels. Een voorbijganger vraagt waarom hij precies daar zoekt, weet hij soms zeker dat hij ze daar voor het laatst in zijn handen had? ‘Nee,’ antwoordt de econoom,’ ik zoek hier omdat er hier licht is.’
Het is een oud grapje, dat ik pas sinds kort op waarde weet te schatten.
Het CPB had onderzoek gedaan naar de gevolgen van het sociaal leenstelsel, en zag geen effect op de toegankelijkheid. Goed nieuws, zou je zeggen. Totdat je voorbij de kop leest en ziet dat alleen gekeken is naar havo- en vwo-scholieren. Er is niet gekeken naar de overgang van mbo naar hbo. Of van hbo naar de universiteit.
Pardon?
Al vanaf de introductie van het sociaal leenstelsel waren er nu juist de grootste zorgen bij de overgang van het mbo naar het hbo. Er waren juist bij die overgang ook direct aanzienlijke effecten zichtbaar. Niet of nauwelijks in de overgang van havo of vwo naar het hoger onderwijs.
Waarom zou je bij het mbo de grootste effecten verwachten? Allereerst door de samenstelling van de leerlingpopulatie. Verreweg de meeste leerlingen uit de voor een financiële maatregel kwetsbare groepen gaan naar het mbo. Daarbij komt dat de doorstroom vanuit mbo naar hbo geen automatisme is. Mbo is immers ook een einddiploma waarmee je op de arbeidsmarkt goed terecht kunt. En dat zie je ook in de doorstroom terug. Bijna alle vwo’ers gaan naar de universiteit of hbo. Van de mbo-4 studenten is het rond de helft.
Je zou dus heel graag willen weten hoe groot het effect bij het mbo precies is en of dat verschilt per sociaal economische groep. En vervolgens kan je daar maatschappelijk en politiek iets van vinden.
Je hebt bijvoorbeeld mensen die het prima vinden als mbo’ers minder doorstromen, onder het motto: we hebben mbo’ers ook nodig op de arbeidsmarkt. Of, in de woorden van Jet Bussemaker, de minister die het sociaal leenstelsel introduceerde: “het stoort me dat iedereen altijd maar hogerop wil.”
Ik vind dat zelf nogal een problematische gedachte, zeker als verschillen naar de sociaal economische achtergrond van de studenten hierin zichtbaar worden. Dat armere studenten niet doorstuderen, maar rijke wel.
Maar dat moeten we zeker weten, en daar is goed onderzoek voor nodig.
Nu weten het nog niet. En waarom? Omdat, aldus het CPB, de methode die is gebruikt voor havo- en vwo-leerlingen niet geschikt is voor mbo’ers. Dus die moeten later misschien nog eens een keer. De mbo’ers lagen niet onder de lantaarnpaal.
Tip voor de economen. Begin niet met redeneren vanuit je eigen interesse of geschiedenis. Dus niet met de vraag wat het met vwo-leerlingen doet. Begin met het grootste maatschappelijke vraagstuk.
Arnold Jonk is bestuurder bij Staij, Amsterdam
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven