Innovatie, een riskante aangelegenheid

Tekst Jo Kloprogge
Gepubliceerd op 06-08-2019
Jo Kloprogge - Innoveren blijkt buitengewoon riskant. Met grote regelmaat worden er spectaculaire mislukkingen gerapporteerd. Welke factoren bepalen nu of een innovatie slaagt of niet?

Zoals alle maatschappelijke sectoren probeert ook het onderzoek te werken aan kwaliteitsverbetering door innovatie. Innovaties worden ingezet omdat er nieuwe kennis beschikbaar is, omdat nieuwe technologie nieuwe mogelijkheden biedt, of omdat een of meer mensen een leuk idee hebben dat ze eens in praktijk willen brengen. Innovaties kosten doorgaans veel inspanning en ook geld, maar dat wordt met enthousiasme opgebracht in de hoop dat het lukt om het onderwijs en daarmee het toekomstperspectief van kinderen te verbeteren.

Innoveren blijkt wel een buitengewoon riskante bezigheid. Met grote regelmaat worden er spectaculaire mislukkingen gerapporteerd. Zo ging vorig jaar een groots en duur experiment van de Bill en Melinda Gates Foundation (kosten 600 miljoen), in rook op. Het ging hier om de implementatie van een  Teacher-Effectiveness Program, dus gericht op het verbeteren van leerkrachtvaardigheden. De Rand Corporation voerde de evaluatie uit samen met The American Institute for Research. Het project werd redelijk goed geïmplementeerd, maar de doelen op het niveau van de leerlingen werden niet gehaald.

Onlangs viel ook het prestigieuze growth mindset project van Carol Dweck ten slachtoffer aan een grondige evaluatie. Het idee achter deze aanpak is dat het leren van kinderen kan worden verbeterd, als zij geloven dat ze intelligenter worden van hard werk. Deze theorie was al omstreden, werd door sommige wetenschappers een gimmick genoemd. In ieder geval blijkt uit een groot onderzoek van de Educational Endowment Foundation (juli 2019) door Foliano e.a. dat de leerlingen die op deze wijze onderwijs kregen het niet beter deden dan de controlegroep.

Ook in Nederland is er geen schaarste wat betreft mislukte innovaties.  Zo hebben nogal wat scholen die het Zweedse onderwijsconcept Kunskapsskolan omarmden, hun neus flink gestoten. Nog in juni  van dit jaar werd bijvoorbeeld bekend gemaakt dat het Stella Maris College in Meerssen dit concept weer snel de deur uit doet. In 2016 voerde deze  middelbare school het Gepersonaliseerde Leren (gpl) in, gebaseerd op de Zweedse Kunskapsskolan-methode. Daarin zijn de leerlingen zelf regisseur over hun eigen leertraject. Ze bepalen hun eigen leertempo en wanneer ze hun toetsen maken. Er is geen klassikaal onderwijs meer en leerlingen kunnen niet blijven zitten. Stof die ze niet hebben gehaald, nemen ze mee naar het volgende schooljaar. Een herkenbare aanpak voor veel scholen ongetwijfeld, want gepersonaliseerd leren is populair in onze scholen.

Drie jaar na de invoering blijkt de leerachterstand bij onder andere brugklassers enorm te zijn in Meerssen en nu stopt men dus zo gauw mogelijk.

De kans dat innovaties in het onderwijs mislukken is in het algemeen groot, zo blijkt uit een grote studie naar  innovaties, in juni van dit jaar gepubliceerd door het Amerikaanse ministerie van Onderwijs, samen met IES en National Center for Education Evaluation and Regional Assistance.

De studie betreft 67 onderwijsinnovaties waar in totaal 1,5 miljard dollar mee was gemoeid. Slechts twaalf projecten toonden iets van verbetering, de meeste hadden geen effect, één project had zelfs een negatief effect. Van achttien projecten was niet vast te stellen of ze effect hadden.

Gedoemd te mislukken?

Moeten we nu concluderen dat onderwijsinnovaties welhaast gedoemd zijn te mislukken? Gelukkig zijn er - ook in Nederland -  voorbeelden van innovaties die redelijk succesvol waren. We kunnen denken aan:

De Pilots Taalbeleid Onderwijsachterstanden (2006-2010): Scholen ontvingen extra geld en ondersteuning van experts. Het doel - om het percentage uitvallers op taal terug te dringen - werd voor een belangrijk deel gehaald.

Schakelklassen: Hoewel dit instrument indertijd werd ingezet zonder noemenswaardige wetenschappelijke onderbouwing, blijken de effecten positief. Het uitvoerige evaluatieonderzoek van KI/ITS uit 2012 liet zien dat de (overwegend allochtone) schakelklaskinderen wat taal betreft méér leerwinst hebben geboekt dan vergelijkbare kinderen die niet in een schakelklas hadden gezeten. Deze winst vertaalde zich ook in blijvende verbetering in de schoolloopbanen.

De Brede School Academie: Dit Utrechts project richt zich op allochtone leerlingen die talent hebben en gemotiveerd zijn. De resultaten van het monitoronderzoek door Oberon (De Wit, 2013) tonen aan  dat BSA-leerlingen beduidend meer vooruitgang boeken op Begrijpend Lezen dan de landelijk gemiddelde stijging.

Het Opstapproject: dit thuisprogramma voor Turkse en Marokkaanse moeders leidde tot surplus effecten op het schoolse functioneren van de kinderen volgens onderzoek van de Universiteit van Utrecht (Van Tuijl en Siebes, 2006).

Zie ook Kloprogge en de Wit, 2015, Het onderwijsachterstandenbeleid na 2015, NRO, 2015.

Zeer recent blijken drie projecten die beogen de kwaliteit en opbrengsten van voor- en vroegschoolse educatie te verhogen, veel perspectief te bieden. Het gaat om aanpakken in Lelystad, Dordrecht en Nijmegen, gelieerd aan de top - VVE aanpak van Vinci.

Als voorbeeld noemen we enkele conclusies over het project Peutertalent in Lelystad. De proceskwaliteit blijkt in de Peutertalent-locaties zowel op het emotionele als op het educatieve vlak te zijn verhoogd. Ook op kindniveau zijn resultaten geboekt.

‘Op elk van de onderzochte domeinen (sociaal emotionele-, creatief-motorische, rekenwiskundige- en taalkundige ontwikkeling), liggen de scores van deelnemers kort voor uitstroom naar de basisschool (3jaar en 10 maanden) beduidend hoger dan op de referentiegroep’.
Rapport Onderzoek peutertalent, Bevindingen eindmeting, door Rianne Exalto en Eelco van Aarsen (Oberon i.s.m. UU, 2018).

 

Succesfactoren

Wat zijn nu de factoren die bepalen of een innovatie slaagt of niet? Het lijkt er op dat we hier op drie zaken moeten letten:

  1. Is het idee dat aan de innovatie ten grondslag ligt, voldoende valide en onderbouwd?

Vanuit een zekere afkeer van het meer traditionele onderwijs (klassikaal lesgeven, examens, huiswerk, rapporten) worden er regelmatig zwak onderbouwde nieuwe aanpakken gepropageerd. Dat deze vervolgens negatief uitpakken, is niet zo vreemd. Tot de zwak onderbouwde,  in ieder geval stevig bekritiseerde, ‘nieuwe aanpakken’ mogen we ook de 21e eeuwse vaardigheden rekenen, die vooral door psychologen onder vuur worden genomen. Het is toch wel zorgwekkend dat dit soort concepten vaak diep doordringt in de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid, zonder dat er veel onderbouwing is dat ze enige kans maken.

  1. Kan het project op een goede manier worden geïmplementeerd?

De implementatie van innovaties wordt doorgaans zwaar onderschat. Het vinden van draagvlak bij de uitvoerders en het inpassen van een nieuw concept als een soort Fremdkörper in de bestaande onderwijspraktijk is een complexe en riskante aangelegenheid. Het gevecht om de innovatie een plek te geven, moet doorgaans jarenlang worden gevoerd en kan elk moment door veranderingen in personeelsbestand of externe omstandigheden worden verloren. Zelfs een goed doordacht innovatie – idee kan hier makkelijk struikelen.

  1. Is de schaal van de innovatie hanteerbaar?

Kleine innovaties zijn al moeilijk  genoeg, maar op een grotere schaal multipliceren de moeilijkheden. Dat de betrekkelijk kleine vve-verbeteringstrajecten in Lelystad, Dordrecht en Nijmegen redelijk succesvol zijn, heeft ook de maken met de kleinschaligheid en overzichtelijkheid. Op een kleinere schaal is de kans op allerlei verstorende ontwikkelingen toch iets kleiner dan op een grote schaal. Het adagium van de jaren zestig van de 20e eeuw ‘Small is beautifull’ lijkt ook in de 21e eeuw kortom nog geldig.

Jo Kloprogge is zelfstandig onderwijsadviseur.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent