Virtuele praktijkgemeenschappen (virtual communities of practice) zijn een veelvoorkomend fenomeen in Australië waar ze, met name door de grote afstanden, worden ingezet voor diverse doeleinden, in het bijzonder voor de professionele ontwikkeling in de medische sector. Het concept Communities of Practice (CoP) is oorspronkelijk geïntroduceerd door de antropologen Jean Lave and Etienne Wenger, die geïnteresseerd zijn in sociaal leren. De hoofdkenmerken van CoP zijn volgens deze antropologen: gedeelde interesses, leren door gezamenlijk activiteiten te ondernemen, discussies en een gedeelde praktijk en ervaringen. De virtuele component laat toe dat dit gezamenlijk leren niet in een fysieke vorm hoeft plaats te vinden.
Een virtuele praktijkgemeenschap biedt docenten van verschillende scholen en vakken de mogelijkheid met elkaar – dus schooloverstijgend – projecten te ontwikkelen, herontwerpen, delen en beoordelen via verschillende platforms. Het geeft ze ook ondersteuning als ze dat op hun eigen school ontberen. Zoals een docent het verwoordde in een gesprek over een nieuwe leeromgeving van Het Nieuwe Instituut:
‘Wat je, denk ik, vaak ziet op scholen, is dat de ene sectie heel graag dit soort dingen wil doen, maar daar de andere sectie voor nodig heeft. Als de sectie die iemand daarvoor nodig heeft niet bestaat uit mensen die er enthousiast van worden, dan strandt het idee vaak. Dan kan een uitwisselingsnetwerk waarmee iemand een project kan ontwikkelen, nuttig zijn.’
Het Nieuwe Instituut oriënteert zich op de ontwikkeling van een online leeromgeving voor architectuur, digitale cultuur voor het voortgezet onderwijs, waarbij we docenten hebben betrokken. Door corona kreeg dit project een nieuwe dimensie. Na een online bevraging van docenten voortgezet onderwijs begin 2020 waren de voorbereidingen juist in volle gang voor focusgroepen met VO-docenten van de vakgebieden kunstvakken, O&O, Latijn en NLT. Toen het virus toesloeg kwam het begrip online leeromgeving opeens in een heel ander daglicht te staan. De lessen van Lave en Wenger (zie kader) bleken prima overdraagbaar.
Docenten bleken behoefte te hebben aan uitwisseling over onderwerpen die niet per se aan één vakgebied toebehoren. Door architectuur, digitale cultuur en de raakvlakken hiertussen met docenten van verschillende vakgebieden en sectoren te verkennen, kwamen thema’s op tafel als duurzaamheid en ontwerpen voor de toekomst en digitaal burgerschap, thema’s die ook bij de curriculumherziening die nu gaande is een rol spelen.
Uit de focusgesprekken bleek dat docenten met verschillende achtergronden een urgentie ervaren om samen het onderwijs voor hun leerlingen betekenisvol te maken. Zij ontwerpen graag hun eigen onderwijs en willen er in ieder geval een eigen draai aan geven. ‘Ergens je tanden inzetten’ was een uitspraak die tijdens de focusgesprekken viel. ‘Niet te dichtgetimmerd’. Wat men vooral wil, zijn inspiratie, uitwisseling en mogelijkheden kunnen verkennen. Een docent zei: ‘Ik wil niet zoeken, maar vinden.’ Maar tegelijkertijd werd duidelijk dat sommige thema’s – zoals ‘digitale cultuur’ – multi-interpretabel zijn. Hoe pak je dat aan in de klas en hoe kunnen partners van buiten het onderwijs daarbij helpen?
Duidelijk werd wel dat bijvoorbeeld digitale geletterdheid van leerlingen een aandachtspunt is voor docenten. Zoals een docent zei: ‘Je hebt te maken met een digitale generatie die de weg op het Internet vaak helemaal niet kent. […] Ik bedoel maar dat voor leerlingen vaak Wikipedia de bijbel is.’ Een docent van een andere school reageerde: ‘Ja, dat herken ik. Ik ontmoedig leerlingen om Wikipedia te gebruiken, en zeg: als je even snel een begrip wilt opzoeken, dan is dat prima, maar zelfs dan moet je nog oppassen.’
Terwijl de docenten tijdens de focusgesprekken met elkaar ervaringen en ideeën uitwisselden over interdisciplinair werken, architectuur, digitale cultuur en de raakvlakken daartussen, werden ze er zich van bewust dat ze zich aan het ontwikkelen waren tot een kleine virtuele gemeenschap. Een probleem, online focusgesprekken, bleek een kans. Iemand drukte zijn interesse in de continuïteit daarvan uit als volgt: ‘Dat zou me wel interessant lijken. Zeker in deze tijd. Ik denk dat veel scholen, bedrijven en instellingen inzien dat, zoals wij nu doen, het supermakkelijk is met vreemde mensen te overleggen en elkaars input te benutten. Ik denk dat dat iets is om mee te nemen naar de toekomst.’
Onverwacht werden tijdens de eerste lockdown zo nieuwe kansen zichtbaar om op afstand en schooloverstijgend kennis uit te wisselen en samen te werken aan aantrekkelijk onderwijs.
De lessen uit onderzoek over CoP
|
De auteurs zijn verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, ESHCC, departement Kunst- en Cultuurwetenschappen.
Meer Didactief-artikelen lezen? Trakteer jezelf op een online abonnement voor slechts €24,50: maar liefst tien edities per jaar en toegang tot ons archief vanaf 2003.https://didactiefonline.nl/aanbieding
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven