Die ouders verwachten van mij dat ik hun kind zo goed mogelijk zal onderwijzen. Dat onderwijzen blijft niet beperkt tot het eigen vakgebied, maar gaat bijv. ook over normen en waarden, sociale omgangsvormen en nog veel meer. Zo'n beetje alle andere dingen dan kennisoverdracht leren kinderen door deel te nemen aan de samenleving. Ze leren dat als ze bij de kassa proberen voor te dringen, als ze zomaar afval op de grond gooien, een kind van een schommel duwen omdat ze er liever zelf op zitten. En dus ook op school.
Waar een school goed in zou moeten zijn, is kennisoverdracht. En als het meezit hebben we een overheid die op basis van de juiste bronnen weet te komen tot goede helder omschreven kerndoelen en eindtermen, beantwoordend aan de vraag: wat vinden we belangrijk genoeg om te onderwijzen? Als je dat helder hebt, is het van belang om dat zo goed mogelijk te onderwijzen, zodat we de kennis die we belangrijk achten van generatie op generatie blijven doorgeven. En dan kom je bij de vraag: hoe geef je kinderen in de beperkte tijd die we hebben zoveel mogelijk mee? Dan moet je weten hoe ons brein zo ongeveer leert. Daar hebben we wetenschappers voor. En die wetenschap probeert d.m.v. onderzoek die vraag al decennia lang zo goed mogelijk te beantwoorden. Dat wil niet zeggen dat zij met een heilige graal komen die altijd voor iedereen zal werken. Maar de wetenschap kan ons wel informeren over wat met de hoogste mate van waarschijnlijkheid voor de grootst mogelijke groep het meeste effect zal hebben. En ik zie het als mijn taak om me door die wetenschap te laten informeren.
Zo lees ik nu een dik boek waarin uiteen wordt gezet wat we uit wetenschap weten over het verwerven van een vreemde taal. En daarin wordt op sommige punten ook duidelijk aangegeven: sommige onderzoeken wijzen op positieve effecten en sommige op geen of negatief effect.
In dat geval wordt gesteld: we weten het eigenlijk niet: aanvullend onderzoek is nodig. Bijv. op het gebied van e-learning. Zie grafiek. Kun je zo dus geen klap over zeggen.
Kwalijk is het dan om immense digitaliseringsprojecten te starten waarbij de VO-Raad stimuleert om m.b.v. ICT individuele leerroutes te creëren waarbij de rol van docent verandert in die van coach. Men neemt dan risico's met grote groepen leerlingen terwijl niet duidelijk is of het iets zal opleveren. Die risico's mag je niet nemen met de toekomst van kinderen van anderen. Dat is onethisch. Paul Kirschner schreef er al eens een blog over. Hij moet voor elk onderzoek langs een ethische commissie om goedkeuring voor een zorgvuldig experiment te krijgen terwijl schoolbesturen en sectorraden kunnen experimenteren wat ze willen zonder dat ze ooit voor een ethische commissie hoeven te verschijnen. Dat is op zijn minst krom.
Andere onderzoeken zijn veelvuldig op diverse plaatsen op de wereld gerepliceerd en lieten heel consistent vergelijkbare resultaten zien waardoor je van die interventies kunt zeggen dat er een hoge mate van waarschijnlijkheid is dat ze een gunstig effect zullen hebben.
Het is dus niet het geval dat ik me door één onderzoekje van één wetenschapper laat leiden, maar door overzichten van vrachten aan onderzoek die samen worden gebracht in meta-studies en boeken, zorgvuldig voorzien van de nodige bronnen zodat je alles kunt natrekken.
Dat er bij wetenschappelijk onderzoek allerlei belangen spelen, zal ik niet ontkennen, maar als er honderden onderzoeken naar een bepaalde interventie zijn gedaan, moet het wel gek lopen als in diverse landen bij al die onderzoeken dezelfde perverse prikkels een rol hebben gespeeld. Kortom: als je het goed doet, vaar je niet op één onderzoek maar op de huidige stand van onderzoek en dat omvat zo'n beetje alles wat tot nu toe is onderzocht. De EEF heeft bijv. een toolkit ontwikkeld waarbij je kunt zien welke interventie het meeste effect heeft, wat de kosten ervan zijn èn hoe sterk de evidentie ervoor is (dus ook hoe consistent de resultaten uit onderzoek zijn).
Dan heb je natuurlijk nog onderzoek en onderzoek. Leerlingen een vragenlijstje laten invullen en vragen naar hun mening is een vorm van onderzoek. Hoe betrouwbaar de verkregen data is, is dan wel even de vraag.
Wat de betrouwbaarheid van onderzoek vergroot, is peer-review. Collega-wetenschappers kijken dan naar je bevindingen alvorens ze in een vakblad worden gepubliceerd. Een andere factor die meespeelt - voor zover ik er verstand van denk te hebben - gaat het om gerandomiseerd onderzoek met controlegroepen? Als dat niet het geval is, zie je in meta-analyses dat dergelijke resultaten als minder betrouwbaar worden gezien. Het maakt dus uit door welke informatie je je laat informeren.
Kijk je dan naar onderwijsconcepten die kunnen rekenen op veel evidentie vanuit de wetenschap, kom je wel uit bij bijv. EDI, wat nog niet wil zeggen dat je in alle situatie EDI zult toepassen, maar dat EDI dus wel een hele krachtige basis is. En we kunnen ook hier onderzoek gebruiken om te begrijpen wanneer EDI nìet de meest voor de hand liggende keuze is (bijv. als er al veel voorkennis aanwezig is, maar dat zul je dan wel eerst moeten controleren).
Verder zijn we veel te weten gekomen over de werking van het geheugen. Een zeer beperkt werkgeheugen en een - voor zover bekend - ongelimiteerd langetermijngeheugen. Door die theorie weten we dat we nieuwe stof in kleine hoeveelheden moeten aanbieden of het beperkte werkgeheugen moeten ondersteunen als er toch te veel informatie ineens komt om door het werkgeheugen te laten verwerken. Bijv. door aantekeningen te maken. Maar dat kan ook weer effectief en minder effectief.
Verder weten we dat het brein continu vergeet en dat we dat vergeten moeten zien te vertragen. Je kunt kortstondig stampen en de volgende dag een 8 voor de toets neerzetten, maar als je een week later het meeste alweer vergeten bent en er vindt geen onderhoud plaats op eerder opgedane kennis, dan heb je per saldo geen klap geleerd en is die 8 een nutteloos cijfer dat niet representatief is voor wat er feitelijk is geleerd. Een school kan prat gaan om mooie slagingscijfers, maar eigenlijk is het onderwijskundig concept interessanter.
Dus we moeten dat vergeten zien te vertragen door onderhoud te plegen op de opgedane kennis. We weten namelijk ook dat we makkelijker nieuwe stof leren als we die kunnen aankoppelen bij eerder opgedane stof die ook echt in het LTG is verankerd. Maar wordt er voldoende tijd genomen om de stof goed te automatiseren? Als ik je mijn telefoonnummer geef, heeft je werkgeheugen al moeite om die 8 cijfers te onthouden. Dus schrijf of sla je het ergens op. Maar als ik zeg dat mijn telefoonnummer 0619401945 is, kun je hem direct onthouden omdat je hem kunt aankoppelen bij wat je al in je LTG hebt zitten (in dit geval zul je een link met WO2 leggen, nl. de jaartallen van begin en einde). Maar is even later kennis vertrokken omdat je voor het cijfer ging, dan kun je in een volgend hoofdstuk de stof niet goed aankoppelen. Nu mag je van een kind niet verwachten dat het dat allemaal zelfstandig kan doen. Een kind leert dit bijv. niet door de verantwoordelijkheid bij het kind neer te leggen. Die verantwoordelijkheid moet je bij de leraar neerleggen. Siegfried Engelmann stelde al: "Als een leerling de stof niet heeft geleerd, heeft de docent de stof niet goed onderwezen." En ik vind dat hij daarin een punt heeft. Wij moeten begrijpen hoe leren in zijn werk gaat en ervoor zorgen dat de kinderen zo effectief en duurzaam mogelijk kunnen leren.
We moeten onze didactiek zorgvuldig kiezen. We laten zien wat de leerdoelen zijn en waar we dus met de leerlingen naartoe werken. We bedenken leeractiviteiten (bijv. oefeningen) die de leerling op weg gaan helpen. En continu gaan we na welke beslissing we moeten nemen: doorgaan met nieuwe stof of verder oefenen met de huidige stof? Welke informatie/data heb je daarvoor nodig? Dat bepaalt hoe je gaat toetsen waarbij onder toetsing iets anders wordt verstaan dan tafels uit elkaar, toetsblaadje voor je neus, cijfer erop en afrekenen maar.
We hebben het dan over formatief handelen. En dat lukt niet zonder een effectieve didactiek. Wat is dan die effectieve didactiek? Dat halen we weer uit onderzoek. Leerstrategieën bijv. zoals spaced retrieval, dual coding, interleaving, concrete voorbeelden en elaboration (bijv. in de techniek 'think-pair-share'. En natuurlijk is wetenschap alleen niet voldoende. De lespraktijk kan weerbarstig zijn. Nu zijn er mensen geweest die duizenden lessen hebben bezocht van leraren waarbij leerlingen een hoge leerprogressie boeken. Wat doen die effectieve leraren precies? Doug Lemov heeft hun technieken verwoord in 'Teach like a champion'. Daarin vind je ruim 60 effectieve technieken voor zowel controle van begrip als orde in de klas. Barak Rosenshine heeft in luttele pagina's effectieve instructietechnieken beschreven. En het aardige van zijn werk is dat ze gebaseerd zijn op zowel wetenschappelijk onderzoek als technieken die effectieve leraren gebruiken. En wat blijkt: feitelijk worden die technieken van die effectieve leraren ondersteund door het onderzoek.
Daarom zou elke docent de principes van Rosenshine moeten kennen. Alleen toonde Tim Surma in 2017 met een onderzoek aan dat wat effectief is nauwelijks in de vakboeken van de lerarenopleiding werd aangetroffen. Het is dus de vraag hoe goed leraren op de hoogte zijn van die effectieve didactiek. En dan maakt het geen klap uit of je nu op een traditionele school zit of op een zogenaamd innovatieve school: als er geen evidentie is voor wat je doet, neem je een onverantwoord risico met de toekomst van generaties kinderen die niet de jouwe zijn.
Vanuit de leerpsychologie weten we dat alles dat voor afleiding kan zorgen een potentiële bedreiging voor het leren vormt. Dus moeten we proberen die afleidingen zoveel mogelijk te beperken. Niet alleen fysiek aanwezig in het lokaal, maar zelfs ook in lesmateriaal.
Alles wat geen functie heeft, is een potentiële afleider en kun je maar beter weglaten. Om die reden zijn al die flashy boeken van uitgeverijen ook eerder ongeschikt dan geschikt. Te veel afleidende plaatjes die niets aan het leren toevoegen. Maar men wil bling bling. Want als het er niet flashy uit ziet, dan verkoopt het niet en zou het leerlingen onvoldoende motiveren. Kul natuurlijk. Ik heb het meest saaie oefenmateriaal wat je kunt bedenken. En toch zijn mijn leerlingen gemotiveerd. Waarom? Omdat ze voldoende leren.
Er zijn veel oorzaken voor afleiding in een klaslokaal. Iemand hoeft maar even in zijn tas te grabbelen. Er hoeft op de gang maar iemand voorbij te lopen of iemand hoeft maar even het hoofd om de hoek van jouw lokaal te steken. Het kan ook een opvallende poster zijn.
Het kan die leerling zijn die net even een opmerking plaatst of twee leerlingen die tijdens jouw uitleg even zitten te fluisteren. Of die leerling die met een elastiekje in de etui zit te spelen enz. enz. enz. Wat met kleine ordeverstoringen begint, mondt - als je niet ingrijpt – uit in grote ordeverstoringen. En van leren moet je dan al helemaal niet zoveel meer verwachten. Je hebt dus rust in de tent nodig. Je hebt de aandacht van de kinderen nodig. En ook dat kun je routinematig aanleren. Het is gedrag. En gedrag kun je aan- en afleren.
Maar die kinderen brengen dat gedrag niet allemaal van huis uit mee naar je les en dus zul je als docent heel duidelijk moeten maken wat wel kan, maar vooral wat niet kan en daaronder dan zo'n beetje alles wat verstorend werkt. Daar kun je bijv. sancties aan verbinden. Maar een hoop mensen vinden niet dat je kinderen sancties op moet leggen. Want dat beperkt hen in het 'mens' zijn en in het 'vrij' zijn. Maar als we het niet doen, gaat het 'mens' en 'vrij' willen zijn van de een ten koste van de toekomst van de ander en dat moeten we niet willen
In eerste instantie zul je dus aan het leerklimaat moeten werken voordat je überhaupt aan leren toekomt. En je kunt leerlingen heel goed - vaak beter dan hun ouders (!!) - uitleggen waarom je een sanctiebeleid hebt. Als ik met leerlingen in gesprek ga, dan hoor ik telkens hoe zij zich ergeren aan de vrijheden die sommige leerlingen bij sommige collega's krijgen wat geen halt wordt toegeroepen en waardoor zij zich niet kunnen concentreren. Werken aan een leerklimaat betekent ook dat je afspraken hebt met consequenties als men zich er niet aan houdt. Wat je dan ziet is dat de leerling in eerste instantie zich aan de regels zal houden om sancties te ontlopen. Totdat de leerling daardoor tot leerervaringen komt en leert dat dit gedrag tot leren leidt. En dan zet de leerling een stap in zijn ontwikkeling en zal hij zich aan de regels houden omdat het tot succes leidt. Op Michaela gebruiken ze een piramide om dit inzichtelijk te maken. Daarin 5 niveaus van ontwikkeling. Daarin zit tegelijk een stukje persoonsvorming. Maar ook een stuk socialisatie. Geen leerling vindt die sancties leuk, maar ze zien wel degelijk dat ze werken. En ze komen ook steeds minder voor omdat leerlingen gezond leergedrag aangeleerd krijgen. En maak van dat gedrag routine.
Wat er in het onderwijs is gebeurd, is dat men omwille van het vernieuwen is gaan vernieuwen zonder zich af te vragen wat er goed aan het oude was. Zo werden basisvorming en studiehuis ingevoerd met desastreuse gevolgen. Leerlingen leerden minder. Het onderwijs dat ooit goed was en nu 'traditioneel' wordt genoemd, leek ineens niet meer te functioneren. En dat lag natuurlijk aan de tijdgeest, zo dacht men. Alsof de wijze waarop we leren ineens anders zou gaan door een andere tijdgeest. Onzin.
Men ging oplossingen zoeken en kwam met nog meer ongefundeerde vernieuwingen die bij nader inzien geen vernieuwingen blijken te zijn, maar oude wijn in nieuwe zakken. Zo had je in de jaren '70 al leerpleinen op Britse scholen en de ene na de andere school die dat implementeerde kwam onder verscherpt toezicht van de onderwijsinspectie te staan. En neem het onderzoek van Engelmann naar een heel scala van onderwijsconcepten. Daar zaten ook concepten bij die nu als innovatief worden gezien.
Er was niks mis met het traditionele onderwijs. Wat we ons moeten afvragen is of het huidige onderwijs dat we nu als 'traditioneel' bestempelen wel zo traditioneel is als voor de onderwijshervormingen van de jaren '90 het geval was. Is het huidige onderwijs wel traditioneel?
Hoeveel academisch geschoolde leraren zijn sinds die hervormingen het onderwijs uit gejaagd? Hoeveel kennis is daarmee verloren gegaan? Hoeveel vakdidactische kunde is daarmee verloren gegaan? Hoeveel pedagogische kunde is daarmee verloren gegaan?
Steeds meer leerlingen vallen uit binnen het huidige onderwijs. Er gaat in het huidige onderwijs iets mis. Maar dat wat ooit goed werkte, is niet de standaard in het onderwijs van nu dat m.i. onterecht 'traditioneel' wordt genoemd.
Laten we dus niet het huidige verwarren met het 'traditionele' onderwijs. Door die gelijkstelling krijgt het effectieve onderwijs onterecht een negatief stempel. En aan dat traditionele onderwijs kan ook het nodige verbeterd worden door inzichten vanuit de leerpsychologie erbij te betrekken die toen mogelijk minder bekend waren.
Het is de vraag hoe goed het huidige lerarenapparaat is uitgerust met effectieve didactiek. Telkens als ik op een school een presentatie geef, blijkt men niet zo goed op de hoogte van die effectieve didactiek te zijn en gaat er voor een aantal een wereld open die 3,5 jaar geleden voor mij open ging. Nooit had ik mijn didactische vaardigheden ter discussie gesteld. Ik was opgeleid, had 12 jaar ervaring. Dus didactisch moest het wel goed zitten. Maar dat bleek dus niet zo te zijn. En nu na 3,5 intensieve jaren van mezelf bijspijkeren begin ik een idee te krijgen van wat die effectieve didactiek is en hoe ik die kan vertalen naar mijn lespraktijk. Ik zet stapjes op dat vlak, maar moet nog veel beter kunnen. Het effect van die stapjes vind ik wel verbluffend, nl. dat je alle leerlingen de leerdoelen kunt laten bereiken. Vraagt wel om een weloverwogen ontwerp van je onderwijs. En soms glipt een leerling mij door de vingers door factoren waarop ik geen invloed heb. Maar mijn uitgangspunt is dat een leerling niet mag falen als gevolg van het door mij geboden onderwijs.
Dit artikel verscheen eerder op Twitter in de vorm van een 'draadje'.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven