Vaak hebben leerkrachten van groep 8 het schooladvies al in hun hoofd en fungeert de score op de eindtoets als een finale bevestiging. Vanaf dit schooljaar staan ze er echter alleen voor, want de Eindtoets PO van het Cito wordt bijvoorbeeld pas op 21, 22 en 23 april afgenomen.
Niks om je ongerust over te maken, zeggen onderzoekers, want leerkrachten blijken betere voorspellers dan de eindtoets. Recent onderzoek van het Kohnstamm Instituut en Oberon in twee grote gemeenten bevestigt dat wederom. Hieruit komt naar voren dat 55% van de leerlingen in het vierde jaar van het voortgezet onderwijs op het door de leerkracht voorspelde niveau zit, 29% zit lager of is blijven zitten, en 16% zit hoger.
Die 55% mag laag klinken – slaan we zo vaak de plank mis? – maar middelbare scholieren zitten natuurlijk wel in een levensfase waarin alles op stelten staat, zegt Eelco van Aarsen van Oberon. Bovendien is het schooladvies het beste wat we hebben, want bij de eindtoets zijn de percentages respectievelijk 45% (goed), 27% (lager) en 28% (hoger).
Waar kun je als leerkracht het beste op letten bij de formulering van het schooladvies? Uit onderzoek van Geert Driessen (ITS) bleek in 2005 al dat de hoogte van het advies voornamelijk afhangt van de prestaties in taal, lezen en rekenen. Andere zaken zoals werkhouding en ambitie van leerlingen, voegen daar weinig aan toe.
Dat lijkt haaks te staan op wat leerkrachten zelf denken en zeggen over wat ze laten meewegen in hun schooladvies: cognitieve, maar ook sociaal-emotionele aspecten (respectievelijk 3.6 en 3.4 op vierpuntsschaal).
Hoe kan het advies van de leerkracht dan toch een betere voorspeller zijn? Volgens Van Aarsen weten leerkrachten instrumenten als het LOVS goed te benutten en kijken ze naar het complete plaatje: 'Als leerkracht zie je hoe serieus leerlingen werken, hoe ze omgaan met instructie en of ze slimme vragen stellen. Die praktijkervaringen vormen het oog van de meester. De leerkracht herkent de eigenschappen die doorgaans tot goede toetsscores leiden.' Louter ambitie van leerlingen ('Maar hij wil zo graag naar het vwo!') is daarentegen geen garantie voor succes.
Van de cognitieve aspecten blijken vooral rekenen en begrijpend lezen belangrijk. Van Aarsen constateerde dat leerkrachten bij hun schooladvies iets meer gewicht toekennen aan prestaties in rekenen en wiskunde. Maar de LOVS-scores op begrijpend lezen zijn eigenlijk een betere graadmeter voor het latere succes van leerlingen in het voortgezet onderwijs: 'Leesniveau is echt cruciaal, omdat leerlingen voor alle vakken veel moeten lezen.'
Stel nu dat een leerling voor rekenen op de LOVS-toetsen telkens op het hoogste niveau scoort, maar slecht is in begrijpend lezen. Moet je er dan tussenin gaan zitten en havo adviseren? Van Aarsen zou eerder naar een vmbo/havo-advies neigen: 'De ervaring van de VO-scholen die ik onderzocht heb, is dat veel van die leerlingen het op de havo afleggen.'
Hij adviseert leerkrachten verder om stil te staan bij de aard van het voortgezet onderwijs. 'Op de basisschool kun je als leerkracht met persoonlijke aandacht veel meer compenseren en leerlingen omhoog trekken. In het voortgezet onderwijs is daar minder ruimte voor.'
De scores op de LOVS-toetsen in groep 8 bieden afdoende informatie. Onderzoeker Jaap Roeleveld van het Kohnstamm Instituut adviseert om bij twijfel nog eens de scores uit groep 6 en 7 erbij te pakken of met collega's uit eerdere leerjaren te overleggen. 'Mocht er in groep 8 iets misgaan, bijvoorbeeld door persoonlijke omstandigheden, dan kun je dat relativeren door te kijken naar de ontwikkeling over een langere periode. Je kunt ook zien of slechte scores in groep 8 toeval zijn of dat een leerling echt aan zijn plafond zit.'
In NRC Handelsblad verklaarde onderwijsonderzoeker Jaap Dronkers zich faliekant tegen de latere afname van de Cito-eindtoets. Die toets is objectief en ontkracht vooroordelen van leerkrachten, aldus zijn betoog. Roeleveld is het niet met hem eens. 'Die vooroordelen spelen allang niet meer, zoals wel blijkt uit de goede voorspelkracht van de schooladviezen. Er is nu een traditie om op regelmatige tijden te toetsen wat leerlingen kennen en kunnen en dit bij te houden in een LOVS. Dat geeft de informatie die je nodig hebt.'
Is het dus niet langer zo dat het zoontje van de advocaat een hoger advies krijgt dan de dochter van de slager? 'Dat is vaak wel zo, maar niet omdat zijn vader advocaat is. Dat zoontje haalt gewoonweg hogere toetsscores, omdat schoolsucces gerelateerd is aan de opleiding van de ouders. Als je rekening houdt met scores, zijn er geen verschillen in adviezen tussen beide kinderen: dus als het meisje een even hoge score heeft als de jongen, krijgen ze hetzelfde advies.'
Eelco van Aarsen, Jaap Roeleveld en Hans Luyten, Voorspellende waarde van LOVS-toetsen voor schoolsucces. Utrecht: Oberon, 2014.
Geert Driessen, De overgang naar het voortgezet onderwijs (brochure).
Tekst Bea Ros, wetenschapsredacteur Didactief.
Gepubliceerd in september 2014 in Didactief, op internet 13 februari 2015.
Lees ook bijbehorend artikel 'Pas op, kwetsbaar'.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven