Onderzoek

Zelfverzekerde meisjes rekenen beter

Tekst Martina Meelissen en Hans Luyten
Gepubliceerd op 03-10-2006 Gewijzigd op 30-11-2021
Beeld HUMANTOUCHPHOTO
Meisjes gaan steeds beter rekenen. Hun achterstand op de jongens hebben ze de afgelopen jaren nagenoeg ingelopen. Maar aan vertrouwen in de eigen rekenprestaties schort het bij meisjes nog steeds. Vraag is wat de leerkracht hieraan kan doen.

Meisjes gaan steeds beter rekenen. Hun achterstand op de jongens hebben ze de afgelopen jaren nagenoeg ingelopen. Maar aan vertrouwen in de eigen rekenprestaties schort het bij meisjes nog steeds. Vraag is wat de leerkracht hieraan kan doen.

Meisjes hebben minder vertrouwen in hun eigen rekenvaardigheden dan jongens. Zo zegt één op de vier meisjes in groep 6 dat ze ‘gewoon niet goed zijn in rekenen’. Van de jongens zegt slechts tien procent hierin niet goed te zijn. Ook vindt een kwart van de jongens dat rekenen/wiskunde meer iets is voor jongens. Maar in werkelijkheid zijn jongens nauwelijks beter in rekenen dan meisjes. Bovendien scoren meisjes die wél veel zelfvertrouwen hebben, beter in dit vak dan jongens. In tegenstelling tot de prestaties lijkt het zelfvertrouwen in rekenen echter moeilijk te beïnvloeden door de leerkracht. Het zijn conclusies uit de meest recente Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS). TIMSS meet elke vier jaar de leerprestaties in de exacte vakken in zo’n zestig landen. In het voorjaar van 2003 is onder ongeveer 3000 leerlingen in groep 6 een toets voor rekenen en natuuronderwijs en een vragenlijst afgenomen. Ook de leerkracht en de schoolleider van deze leerlingen hebben een vragenlijst ingevuld.

Geavanceerd

TIMSS-2003 laat zien dat Nederland één van de weinige westerse landen is waar meisjes in groep 6 minder goed presteren op de TIMSS-toets voor rekenen dan jongens. Alleen meisjes in de Verenigde Staten, Italië en Schotland scoren ook lager dan jongens op de TIMSS-rekentoets. Voor Nederlandse leerlingen zijn deze sekseverschillen echter klein en ze doen zich alleen voor in de leerstofgebieden getallen en meten. Meisjes en jongens verschillen niet in de gebieden algebra, meetkunde en gegevens. Ten opzichte van TIMSS-1995 zijn sekseverschillen in prestaties bovendien kleiner geworden. Dit lijkt een algemene trend: verschillende studies laten zien dat in de afgelopen veertig jaar de achterstand van meisjes in rekenen en wiskunde in westerse landen sterk afgenomen is.

Deze trend staat echter in schril contrast tot de deelname van meisjes en vrouwen aan opleidingen en beroepen die aan wiskunde gerelateerd zijn. Zo kiezen bijvoorbeeld maar heel weinig meisjes (zo’n drie procent tegenover een kwart van de jongens op het vwo) voor het profiel Natuur & Techniek. In dit profiel wordt de meest geavanceerde wiskunde gegeven. TIMSS kijkt niet alleen naar leerprestaties maar ook naar attituden van leerlingen. Naast prestaties is het voor het keuzegedrag van leerlingen belangrijk dat ze rekenen/wiskunde leuk vinden en dat ze vertrouwen hebben in hun eigen rekenvaardigheden. Al in groep 6 verschillen jongens en meisjes hierin. Meisjes hebben niet alleen minder plezier in rekenen dan jongens, maar vooral minder zelfvertrouwen. Voor natuuronderwijs zijn deze verschillen er niet. Het sekseverschil in zelfvertrouwen in rekenen blijkt vele malen groter dan het sekseverschil in rekenprestaties.

Dit geldt overigens niet alleen voor groep 6, maar ook voor leerjaar 2 van het voortgezet onderwijs. Ook meisjes die dezelfde toetsscore halen als jongens, zijn minder zelfverzekerd over hun rekenvaardigheden dan jongens. Maar nog opmerkelijker is dat meisjes die net zoveel zelfvertrouwen hebben als jongens in rekenen, beter dan jongens op de TIMSS-toets hebben gepresteerd. Zelfvertrouwen in rekenen is dus belangrijk voor goede prestaties, met name voor meisjes. Plezier in rekenen blijkt echter zowel voor de prestaties van jongens als van meisjes er nauwelijks toe te doen.

Veiligheid in de klas

Een aantal van de in TIMSS gemeten school- en klassenkenmerken zijn belangrijk voor goede rekenprestaties. Zo presteren meisjes en jongens die les krijgen van een vrouwelijke leerkracht, een leerkracht met veel onderwijservaring en/of een leerkracht die zich veilig voelt op school, iets beter op de TIMSS-toets. Meisjes zijn minder goed in rekenen naarmate zij met meer (gewelddadig) pestgedrag te maken krijgen op school. Overigens zeggen minder meisjes dan jongens gepest te worden. Voor jongens blijkt gepest geworden echter geen invloed op hun rekenprestaties te hebben. In tegenstelling tot de rekenprestaties, maakt het voor het zelfvertrouwen van leerlingen in rekenen weinig uit op welke school of in welke klas ze zitten. Of het nu gaat over de instructievorm, de hoeveelheid behandelde stof of de opvattingen van de leerkracht, veel klas- en schoolkenmerken die in TIMSS gemeten zijn, hebben noch invloed op het zelfvertrouwen van meisjes, noch op die van jongens.

Alleen ‘cognitieve veiligheid in de klas’ (bijvoorbeeld de mate waarin een leerling bang is om tijdens de les fouten te maken of om uitgelachen te worden) hangt enigszins samen met zelfvertrouwen. Maar het zich veilig voelen tijdens de les heeft net zo’n positieve invloed op het zelfvertrouwen van meisjes als op dat van jongens. Meisjes en jongens voelen zich tijdens de les gemiddeld genomen even veilig. WE CAN, BUT I CANNOT Een duidelijke verklaring voor het geringere zelfvertrouwen in rekenen onder tienjarige meisjes kan op basis van TIMSS niet worden gegeven. Mogelijk heeft het ermee te maken dat meisjes hun rekenprestaties vergelijken met prestaties in andere vakken.

Uit internationaal onderzoek is meerdere keren gebleken dat meisjes bijvoorbeeld heel goed zijn in taal, en daarin ook beter zijn dan jongens. Een andere verklaring die vaak gegeven wordt is dat meisjes opgroeien in een sociale omgeving waarin hen (onder andere door ouders en leerkrachten) aangeleerd wordt dat rekenen en wiskunde meer iets is voor jongens. Leerkrachten zouden bijvoorbeeld goede wiskundeprestaties van jongens eerder toeschrijven aan talent en die van meisjes eerder aan hard werken. Als deze theorie zou kloppen, dan zou het te verwachten zijn dat meisjes seksestereotiep over rekenen/wiskunde zouden denken. Maar het blijken vooral jongens te zijn die vinden dat rekenen wiskunde typisch iets voor jongens is. Bijna alle meisjes menen dat jongens en meisjes even goed zijn in rekenen. Dit wordt ook wel de We can, but I cannot paradox genoemd: als groep vinden meisjes dat ze net zo goed in rekenen/wiskunde zijn, maar als het om hun eigen persoon gaat, schatten ze zichzelf lager in dan jongens.

Waarom meisjes al op tienjarige leeftijd minder zelfvertrouwen hebben in hun rekenvaardigheden en in welke mate leerkrachten dit toch nog positief kunnen beïnvloeden, zal verder onderzoek moeten uitwijzen. In ieder geval blijkt zelfvertrouwen vooral voor meisjes erg belangrijk, niet alleen voor de rekenprestaties maar ook voor het keuzegedrag van meisjes met betrekking tot een exacte opleiding of beroep. Een andere interessante vraag voor toekomstig onderzoek betreft de realiteitszin van het vertrouwen in eigen kunnen. Onderschatten meisjes hun eigen talenten en capaciteiten op rekengebied of is er bij de jongens juist sprake van een ernstige overschatting? Afgaande op de resultaten van TIMSS-2003, waarin zowel Nederlandse jongens als meisjes met hun rekenprestaties in de internationale top tien staan, lijkt het er op dat meisjes zichzelf wel degelijk onderschatten.

Het rapport met de Nederlandse resultaten van TIMSS-2003 is hier te downloaden. Meer informatie: Hans Luyten ([email protected]) of Martina Meelissen ([email protected]), faculteit Gedragswetenschappen, Universiteit Twente. Zie ook pagina 37.

Click here to revoke the Cookie consent