Kinderen hebben vaak moeite om zelfstandig sturing te geven aan hun eigen leerprocessen.
Dit is niet verwonderlijk, want zelfgestuurd leren is meer dan zelfstandig leren. Het vereist onder meer dat je informatie kunt onthouden en integreren in wat je al weet. Ook moet je jezelf kunnen motiveren en je eigen kennis en leerprocessen kunnen controleren en reguleren.
Maar leraren in het basis- en middelbaar onderwijs kunnen leerlingen helpen om zich deze vaardigheden eigen te maken, blijkt uit een literatuuronderzoek van het GION (Rijksuniversiteit Groningen) waarin 34 studies uit Nederland en Vlaanderen zijn betrokken. Begin daarmee zo vroeg mogelijk, het liefst al op de basisschool, want leerlingen die zelfgestuurd leren presteren beter en zijn gemotiveerder.
Al op de basisschool kunnen leerlingen 'zelfgestuurd leren'
Hoe help je leerlingen op weg? Vooral leerstrategieën die een combinatie zijn van cognitieve en meta-cognitieve strategieën blijken goed te werken. Dit betekent bijvoorbeeld dat je bij begrijpend lezen leerlingen niet alleen leert om hun voorkennis te activeren en om woorden die ze niet begrijpen op te zoeken (cognitieve strategieën), maar dat je ze ook leert om tijdens het lezen van een tekst geregeld even te stoppen om voor zichzelf te herhalen waar de tekst over gaat, het zogenaamde monitoren (metacognitieve strategie).
Binnen de cognitieve strategieën zijn vooral ‘relateren’, ‘analyseren’ en ‘structureren’ belangrijk. ‘Relateren’ houdt in dat de leerling verbanden kan leggen of analogieën weet te bedenken. Zo kan een leerkracht tijdens een aardrijkskundeles over aardbevingen een filmpje laten zien over tsunami’s en aan de leerlingen vragen wat beide onderwerpen met elkaar te maken hebben.
‘Analyseren’ is het op kunnen delen van een taak in kleinere stappen. Zoals het uitpluizen van een som: eerst moeten leerlingen goed kijken wat voor type som het is (optellen, vermenigvuldigen) en welke getallen ze nodig hebben om de berekening uit te voeren. Pas daarna gaan ze de som maken.
‘Structureren’ is het kunnen ordenen van informatie in een leertaak. Denk aan een geschiedenisles over de Tweede Wereldoorlog waarin de leerlingen een tijdlijn maken met daarin een aantal kernbegrippen en oorzaak-gevolg-relaties.
Bij de metacognitieve strategieën gaat het voornamelijk om ‘oriënteren’, ‘plannen’ en ‘evalueren’. ‘Oriënteren’ is het voorbereiden op het leerproces, zoals het bekijken van koppen en plaatjes voordat je met lezen begint.
‘Plannen’ betreft het ontwerpen van het leerproces en het stellen van doelen. Voor een natuurkundig experiment beginnen de leerlingen bijvoorbeeld met het doornemen van de stappen die ze moeten volgen. Ze zetten vervolgens alle materialen op tafel en voeren dan stap voor stap de opdracht uit.
‘Evalueren’ is het beoordelen van dat leerproces in het licht van het doel. Komt een cijfer bijvoorbeeld overeen met wat de leerling zelf had verwacht? En wat kan een leerling de volgende keer anders doen om een hoger cijfer te halen?
Houd ondertussen ook oog voor motivationele leerstrategieën: leerlingen zijn meer geneigd om gepaste leerstrategieën te gebruiken als ze het belang van een taak inzien. Je kunt met praktijkvoorbeelden onderstrepen waarom een taak of opdracht zinvol is. Nog beter is het om leerlingen zelf voorbeelden te laten geven. Ook ‘affect’ is belangrijk: het zelfvertrouwen van de leerling in de goede afloop van een taak.
Bij het aanleren van leerstrategieën blijkt het zinvol om hints te geven, gerichte vragen te stellen en te ‘modelen’ (iets voordoen, terwijl je uitlegt wat en waarom je dat doet). Leerlingen pikken daardoor de leerstrategie sneller op. Dit kan ook in een computergestuurde leeromgeving. Hints zijn vooral geschikt wanneer leerlingen al enige strategische voorkennis hebben. Directe instructie van leerstrategieën is dan minder voor de hand liggend. Modeling is bijzonder zinvol wanneer de taak voor de leerlingen erg nieuw is of als ze nog niet in staat zijn om hem zelfstandig uit te voeren.
Help leerlingen met hints, gerichte vragen of modeling
Er zijn indicaties dat wanneer leraren in hun dagelijkse onderwijspraktijk meer gebruik zouden maken van hints en leerlingen met gerichte vragen meer zouden stimuleren om na te denken over de leerstrategieën, het onderwijs effectiever zou zijn en leerlingen meer zelfgestuurd gaan leren.
Hints
Een goede hint geeft een duwtje in de goede richting zonder het antwoord weg te geven. Met hints kun je leerlingen stimuleren om een leerstrategie te gebruiken, bijvoorbeeld:
‘Probeer in je eigen woorden te vertellen wat je al weet over het probleem.’ (voorkennis activeren), ‘Welke informatie heb je nodig om het probleem op te lossen?’ (analyseren)
‘Welke stappen moet je ondernemen om een oplossing te vinden?’ (plannen) of ‘Ga na of je een oplossing hebt gevonden.’ (evalueren).
Een opmerkelijke uitkomst van het literatuuronderzoek is het veelal ontbreken van werkelijke controle en mogelijkheden tot zelfregulatie van leerlingen in de studies. Dus (zelfs) in studies waarin het bevorderen van zelfregulerend leren centraal staat, hebben leerlingen weinig controle over hun leren, krijgen zij weinig mogelijkheden voor zelfregulatie en is er vaak sprake van externe of docentsturing. Tevens staat de lesinhoud meestal vast.
Theorieën over zelfsturend leren schrijven keuzevrijheid voor leerlingen echter hoog aan: leerlingen die zelf hun leren mogen reguleren en kunnen (mee)beslissen over de onderwijsinhoud presteren beter en zijn gemotiveerder dan leerlingen die deze vrijheid missen. Geef leerlingen dan ook de kans om geleidelijk aan de controle over hun eigen leerprocessen zelf in handen te nemen. Zo kun je het zelfgestuurd leren stimuleren.
Dit artikel is verschenen in Didactief, jan/feb 2015.
1 Marie-Christine Opdenakker e.a., Review zelfgestuurd leren in de onderwijspraktijk. Een kennisbasis voor effectieve strateie-instructie. GION, 2014.
2 NRO-pagina van het onderzoeksproject
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven