‘Onze leerlingen behoren tot de beste van Nederland en ook internationaal excelleren ze. Niet alleen op bètagebied. We hebben ook een debatclub die scoort. Bij alle schoolgerelateerde wedstrijden die ik ken, winnen we prijzen, vaak hoofdprijzen.’ Daan Moerkerk is sinds tien jaar leraar scheikunde op het Stedelijk Gymnasium Nijmegen (SGN) en is ‘persoonlijk erg trots’ op wat zijn leerlingen bereiken. De afgelopen zomer was het weer raak. Vier leerlingen van zijn school vertegenwoordigden Nederland op internationale biologie-, scheikunde-, wiskunde- en natuurkundeolympiades in Singapore, Washington, Buenos Aires en Estland. Er kwam een zilveren medaille mee terug.
Zelf had Moerkerk vroeger wel wat meer uitgedaagd willen worden. Misschien vind ik het daarom nu zo belangrijk dat leerlingen eruit halen wat erin zit.’
Het SGN is een school waar je je kop boven het maaiveld uit mag steken. Dat waarderen ook de leerlingen. Leerlingen die het vak natuur, leven en technologie (nlt) volgen, kunnen elk jaar kiezen uit deelname aan minimaal vijf olympiades. ‘De leerlingen die meedoen krijgen daar respect voor en zelfs het type “stoere” leerling denkt: “Dat zou ik ook wel willen”. Het zijn vaak dezelfde namen die in de prijzen vallen, de echte toppers, maar daaronder zit een hele laag die ook mee wil doen en prijzen wint.’
‘Het is mijn rol als docent om een klimaat te kweken waarin excelleren leuk gevonden wordt. Wat helpt, is dat we hier heel veel enthousiaste docenten hebben in de bètavakken, dus niet de stereotiep stoffige docenten die je met deze vakken associeert. Daarnaast zijn veel leerlingen van plan om geneeskunde te gaan doen. Die zijn verplicht om scheikunde te volgen, waardoor we daar heel veel klassen voor hebben. Dat helpt ook enorm.’
Moerkerk kijkt waar talent zit, maar deelname aan een olympiade is vrijwillig, anders gaat de glans eraf. Leerlingen moeten het vooral zelf leuk vinden, benadrukt hij. Dat zijn er op het SGN gemiddeld toch wel dertig à veertig per jaar. De leerlingen bovenbouw maken zich zelf stof eigen die raakt aan het niveau van de eerstejaarsvakken op de universiteit. Daarvoor kunnen ze op school de boeken lenen. Ze werken daar thuis of soms ook in de les aan. ‘Als een leerling aan mij vraagt een scheikundeles te mogen missen om aan de olympiade te werken, dan ben ik er zo trots op dat hij of zij meedoet dat ze wel elders in het gebouw mogen gaan zitten of voor mijn part op de universiteit. Op verzoek begeleid ik of een van mijn collega’s ze. Maar meestal komen ze er zelf wel uit. Er is geen lesprogramma rond de olympiades. Dat is het mooie. Het enige wat wij doen is heel veel stimuleren. Ik wil een trigger zijn voor leerlingen.’
Bij de scheikundeolympiade gaat het als volgt: na de eerste voorronde op school blijven de vijftig beste leerlingen van Nederland over. De tweede voorronde op school is een pittige toets op universitair niveau. Daarvan blijven er twintig over die naar de nationale olympiade gaan. De winnaars daarvan vertegenwoordigen Nederland op internationale olympiades. Ook voor de onderbouw zijn er olympiades en wedstrijden. Moerkerk maakt zich sterk voor de IJSO, de junior science olympiade.
Voor leerlingen die zich willen ontwikkelen is op deze school gigantisch veel mogelijk, zegt Moerkerk. ‛Een extra is bijvoorbeeld college lopen op de Radboud Universiteit. Dat kan op verschillende manieren. In samenwerking met vijf andere scholen in Nijmegen en omgeving krijgen honderd tot honderdvijftig 5- en 6vwo’ers het schoolvak nlt in een collegezaal. Zij krijgen losse modules die per module worden verzorgd door een team van vo-docenten en iemand van de universiteit, inclusief hoogleraren. Ik geef er onder andere een module ‘hersenen en leren’. De leerlingen kunnen er gebruikmaken van faciliteiten als bijzondere practicumzalen en materialen die voor een vo-school onbetaalbaar maar wel relevant zijn. De samenwerking is een pluspunt. De leerlingen hebben meteen een mooie ingang tot de universiteit.’
Leerlingen die wat meer moeite hebben maken via een interne ‘bijlesbank’ ook gebruik van de kennis en kunde van de heel slimme leerlingen. Moerkerk geniet van een school waar zoveel leerlingen allemaal gymnasium doen. ‘Ze pikken dingen op met een snelheid, ongelooflijk. Vrienden vragen mij weleens: “Krijg je niet veel vragen waar je het antwoord niet op weet? Of zijn de leerlingen niet slimmer dan jij?” Ze zíjn soms slimmer! Er zitten hier echte toppers. Maar ik weet meer van scheikunde en van het leven. Dat is mijn voorsprong.’
Behalve OlympiadeSchool is het SGN ook Begaafdheidsprofielschool, een keurmerk voor de manier waarop de school slimme leerlingen begeleidt. Daarnaast wil ze het predikaat Excellente School bemachtigen. ‘Wat dat predikaat nog toevoegt? Het is er, dus het zou voor onze school raar zijn om het niet te voeren. We zíjn een excellente school. De minister is niet voor niets vorig jaar in het kader van excellentie bij ons officieel het schooljaar komen openen. Een belangrijk criterium voor een excellente school is volgens mij een optimale leer- en leefomgeving voor de leerlingen. Een school waar leerlingen invloed, veiligheid en persoonlijk contact ervaren en waarvan ze achteraf zeggen: “Ik heb een geweldige middelbareschooltijd gehad.”’
Het afgelopen schooljaar was een ‘olympiadisch topjaar’ voor het SGN en niet alleen vanwege die vier jongens die deze zomer de wereld over zijn gevlogen naar hun respectieve olympiades. Dit voorjaar zijn alle prijswinnende leerlingen van het schooljaar gehuldigd tijdens een feestelijke bijeenkomst op school, waarmee een nieuwe traditie is ingesteld. ‘Ik vond al jaren dat de winnaars niet voldoende in het zonnetje werden gezet en collega’s vonden dat ook. Er moet toch één moment per jaar zijn dat je alle winnaars bij elkaar roept, met hun ouders en grootouders. Een woordje van de rector maakt er een officieel moment van en als betrokken docenten vertellen we ze hoe trots we op ze zijn en dat we het heel erg knap vinden dat ze alle kansen die ze hebben gekregen ook hebben gegrepen. Daarmee geef je deze leerlingen de aandacht die ze behoren te krijgen.’
Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven