Onderzoek

Wat wil je leerling zeggen?

Tekst Judith Stoep en Joyce Gubbels
Gepubliceerd op 01-10-2019 Gewijzigd op 06-02-2020
Storend gedrag kan ontstaan uit miscommunicatie. Technieken uit onderzoek helpen je de communicatie én het gedrag in je klas te verbeteren.

Gedragsproblemen komen nogal eens voort uit een probleem in de communicatie, tussen jou en je leerlingen of tussen hen onderling. Talige kennis (woordenschat, grammatica) is voor soepele communicatie niet genoeg: je hebt bijvoorbeeld ook sociale vaardigheden nodig en strategieën om je boodschap eventueel anders over te brengen. Een gedragsprobleem kan ontstaan bij een mismatch tussen jouw communicatieve competenties en die van de leerling. Het helpt als jij je communicatie afstemt op de beperkingen en mogelijkheden van het kind, zeker bij leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Verschillende technieken kunnen je daarbij helpen.


Tips voor betere communicatie

Ons literatuuronderzoek omvatte 410 met name Amerikaanse en acht Nederlandse studies naar manieren om de communicatie te verbeteren, bij leerlingen tussen 4 en 12 jaar met leer-, gedrags- en ontwikkelingsproblemen (een (lichte) verstandelijke of meervoudige beperking, autisme, lage taalvaardigheid). Heel eenvoudige ingrepen blijken al te helpen. En dat kan storend gedrag van alle leerlingen in de klas verminderen en voorkomen.
Denk allereerst aan (oog)contact maken. Let goed op signalen waarmee de leerling aangeeft dat hij iets duidelijk wil maken of iets niet begrijpt (bijvoorbeeld wiebelen op de stoel). Ook kun je model staan: laat bijvoorbeeld zien wat jij zou doen als je een opdracht niet begrijpt. Visualiseer opdrachten door deze ook op het bord te schrijven. Een leerling die wat meer verwerkingstijd nodig heeft, is erbij gebaat als je iets langer wacht nadat je een vraag hebt gesteld: dit geeft hem de kans om de vraag in zich op te nemen en een antwoord te formuleren. Help hem eventueel op gang (‘prompting’) door een deel van het antwoord al voor te zeggen.

Voor een aantal leerlingen biedt ondersteuning uitkomst: maak bijvoorbeeld bij wat je zegt handgebaren, geef lichaamssignalen (wijzen) of gebruik pictogrammen en miniatuurvoorwerpen om je instructie te verduidelijken. Tot slot helpt de inrichting van het klaslokaal met bijvoorbeeld foto’s, platen of een planbord aan de muur, zodat de leerlingen weten wat er op welke plekken van hen verwacht wordt.
Er zijn behandelprogramma’s die deze technieken combineren, zoals Functional Communication Training en Pivotal Response Treatment. In onder meer de Verenigde Staten en Engeland is de effectiviteit daarvan aangetoond.

 

Het juiste spoor

 

Als er tijdens je klassikale uitleg veel lawaai is op de gang, missen leerlingen mogelijk een deel van de uitleg. Zou je hen zelf aan het werk laten gaan, dan kan een leerling die niet begrijpt wat de bedoeling is met zijn klasgenoten gaan praten of opstaan en iets anders gaan doen. Gevolg zal zijn dat jij je richt op het storende gedrag: je corrigeert de leerling en stuurt hem terug naar zijn plaats. Maar het gedrag van de leerling is misschien een manier om te uiten dat hij de opdracht niet begrepen heeft. Je komt op het goede spoor als je probeert te bedenken: waarom gedraagt de leerling zich zo?

 

Judith Stoep, Joyce Gubbels, Stijn Deckers, Maartje Radstaake en Eline Prijs, Van verdichting naar verlichting. Leraarcompetenties voor succesvolle communicatie in het po en so. Expertisecentrum Nederlands/Radboud Universiteit, 2019 (NRO-projectnummer 405-18-633).

Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2019.

 

Bron:

Light, J., & McNaughton, D. (2014). Communicative competence for individuals who require augmentative and alternative communication: A new definition for a new era of communication? Augmentative and Alternative Communication, 30, 1-18.

Communicatieve competenties van leerkracht en leerling (naar Light & McNaughton, 2014).

Click here to revoke the Cookie consent