De kinderen waren voor het begin van de cursus uitgebreid gescreend door middel van hersenscans, IQ-tests en een wiskundige test. Na afloop van de cursus maakten de leerlingen opnieuw een wiskundige test, zodat de onderzoekers konden zien in hoeverre de kinderen vooruit waren gegaan.
Wat bleek? Iedereen was beter gaan presteren, maar de onderlinge verschillen tussen de leerlingen waren groot: waar de een maar 8% beter scoorde, lag de vooruitgang bij de ander op 198%. Dat heeft onder andere te maken met hoe de hersenen in elkaar zitten, ontdekten de onderzoekers. Kinderen met een grotere hippocampus (een van de belangrijkste hersengebieden voor het geheugen), en kinderen met een goede verbinding tussen de hippocampus en een aantal hersengebieden die belangrijk zijn voor het langetermijngeheugen, bleken meer vooruit te zijn gegaan dan hun leeftijdgenoten.
Het geheugen is dus van groot belang bij het leren van wiskunde, zeggen de onderzoekers. Volgens hen is veel oefenen en herhalen van simpele sommen belangrijk, want zodra kinderen bijna automatisch antwoorden op simpele sommen uit hun geheugen weten te halen, kunnen hun hersenen ook complexere vraagstukken aan. De resultaten van deze studie zijn bovendien een belangrijke stap in de richting van een meer gedifferentieerd reken- en wiskundeprogramma, aldus de onderzoekers: als je de rekenvaardigheden van een kind beter kunt voorspellen, kun je de lesstof daar beter op aanpassen. In een vervolgonderzoek gaan de wetenschappers uitzoeken hoe het brein van kinderen die moeite hebben met wiskunde reageert op oefeningen. Zo proberen ze erachter te komen hoe deze kinderen het best geholpen kunnen worden bij het leren van wiskunde.
1 mei 2013
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven
