Nieuws

Vernieuwing écht concreet maken

Tekst Filip Bloem
Gepubliceerd op 09-04-2018 Gewijzigd op 04-05-2018
Beeld Jan Schartman
Wilmad Kuiper en Elvira Folmer van SLO over tien jaar vernieuwing van de bèta-examenprogramma’s.

Een enorme operatie waarvan het eind nu in zicht is. Zo valt de vernieuwing van de examenprogramma’s in het vo te karakteriseren. Vanaf 2007 zijn voor diverse vakken in vmbo, havo en vwo nieuwe examenprogramma’s ontwikkeld.

Wilmad Kuiper en Elvira Folmer, van nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling SLO, waren vanaf het begin betrokken bij het traject voor de bètavakken. Als onderzoekers ondersteunden zij de pilots waarin nieuwe programma’s werden beproefd en hielden zij namens SLO een vinger aan de pols bij de landelijke invoering. Folmer: ‘Een examenprogramma kan er op papier nog zo mooi uitzien, maar hoe onderwijs- en toetsbaar is het in de praktijk? Waar lopen docenten en leerlingen tegenaan bij het concretiseren van dat programma naar de lespraktijk? Daar hebben we bij de evaluatie scherp naar gekeken. Bij de bètavakken is dat gebeurd op basis van vragenlijstonderzoek onder (pilot)leraren en leerlingen, interviews tijdens schoolbezoeken en een analyse van nieuwe centrale examens.’

Drie lessen

Wat valt Kuiper en Folmer op als ze terugkijken op tien jaar onderzoek aan de examenvernieuwing bij de bètavakken? Wat zijn hun ervaringen en welke lessen zijn er te leren? In de eerste plaats dat dankzij de inzet en het enthousiasme van velen de overkoepelende doelstelling van de vernieuwing is gerealiseerd. Kuiper: ‘Net als bij de andere vakken zijn de examenprogramma’s voor de bètavakken globaler geworden. De eindtermen liggen vast, maar scholen hebben veel mogelijkheden om eigen accenten te plaatsen.’

Terugblikkend signaleren ze echter ook zaken die in de toekomst beter kunnen. Een belangrijke les luidt: zorg dat alle partijen die van belang zijn voor succesvolle invoering van een examenprogramma van meet af aan bij het vernieuwingsproces worden betrokken. Folmer: ‘Dat was bijvoorbeeld niet het geval met de toetsontwikkelaars, terwijl het vernieuwde programma in veel gevallen om een andere vorm van examinering vraagt.’

'Geef leraar de kans
om vertrouwd te raken
met de nieuwe stof'

Zo wordt bij de centrale examinering van de bètavakken nu vaker om beredeneerde antwoorden gevraagd. Dat stelt andere eisen aan het examen en het correctiemodel. ‘Het centraal examen is een cruciale drager van het vernieuwde examenprogramma. Veel leraren stemmen hun lessen op het examen af. Daarom moeten vernieuwingsaspecten ook daar goed uit de verf komen. Uit analyses van recente centrale examens blijkt dat er bij examenmakers inmiddels zeker aandacht is voor het vragen naar beredeneerde antwoorden. In een aantal examens zie je dit vernieuwingsaspect duidelijk terug, in andere gevallen behoeft het meer aandacht. Om dit vernieuwingsaspect uit de verf te laten komen, is het belangrijk dat betrokkenen bij de vernieuwing al in de pilotfase rond de tafel gaan zitten om implicaties en (on)mogelijkheden met elkaar te bespreken.’

Pareltjes

Een tweede belangrijk inzicht: investeer meer in exemplarisch lesmateriaal dat de essentiële aspecten van de vernieuwing verheldert. Folmer: ‘De vernieuwingscommissies voor de bètavakken zijn met vruchtbare impulsen gekomen, met als fundament de concept-context benadering. Maar bij de invoering waren die niet altijd voldoende uitgewerkt.’

Folmer merkte het aan den lijve toen ze de pilots ging evalueren. ‘Om goed te evalueren heb je een zo concreet mogelijk beeld nodig van de beoogde vernieuwing. Dat bleek niet altijd voorhanden. Vernieuwing écht concreet maken, dat is gewoon moeilijk. Als onderzoekers hebben we veel tijd geïnvesteerd in gesprekken met de vernieuwingscommissies over de beoogde vernieuwing, eerst en vooral om er als onderzoekers zélf bij de gegevensverzameling wat mee te kunnen. Rode draad in de vernieuwing is de concept-contextbenadering. Daar zijn de vernieuwingscommissies in hun visiedocumenten heel duidelijk in; dat wil je ook terugzien in de lespraktijk, maar zo concreet was het niet altijd uitgewerkt. Die concretisering heeft een onderzoeker als evaluator van de vernieuwing nodig, maar zeker ook een leraar die het handen en voeten moet gaan geven.’

Kuiper denkt dat het ook te maken heeft met de keuze om als onderdeel van de pilots lesmateriaal te ontwikkelen in de volle breedte van de nieuwe programma’s. ‘Bij dat lesmateriaal zaten enkele pareltjes, maar ook materialen waarin de vernieuwing niet goed over het voetlicht werd gebracht. Het was zinvoller geweest om materiaalontwikkeling toe te spitsen op cruciale vernieuwingsaspecten, zoals de concept-context benadering, en daarmee te laten zien hoe een visie kan worden vertaald naar de lespraktijk.’ Zo bied je inspiratie en voorkom je misverstanden. ‘De behoefte aan concreet lesmateriaal is groot,’ merkt Kuiper. ‘De eindtermen zijn het eindstation. Maar hoe kun je daar komen? Geef leraren inspirerende en bruikbare suggesties mee.’

Overladenheid
Leraren geven regelmatig aan dat ze het nieuwe programma aan de volle kant vinden. Een bekend geluid. Toch denkt Wilmad Kuiper van SLO niet dat de nieuwe examenprogramma’s te vol zijn. ‘De vernieuwingscommissies hebben daar scherp op gelet. Maar overladenheid kan ‘m ook zitten in de praktische uitwerking en invulling, en daarin spelen methodeontwikkelaars en zeker ook docenten zelf een belangrijke rol. Dat doen ze door eigen keuzes te maken in hoe uitgebreid en diepgaand onderwerpen worden behandeld of soms ook door dingen te behandelen die helemaal niet hoeven. In het onderwijs denken we vaak dat iets moet, terwijl dat helemaal niet het geval is. Meer helderheid over wat wel en wat niet verplicht is: daar valt nog veel winst te boeken. De vernieuwde examenprogramma’s nodigen daar ook toe uit.’

 

Tijd en ruimte

Tot slot pleiten Kuiper en Folmer voor een meer integrale benadering van examenvernieuwing. Kuiper: ‘Staar je niet blind op alleen het examenprogramma. Bij een curriculumvernieuwing komt veel meer kijken dan dat.’ Denk bijvoorbeeld aan goede ondersteuning voor scholen in de pilotfase, als iedereen nog zoekende is. Of aan de rol van educatieve uitgeverijen. Folmer: ‘Die willen nog wel eens de kat uit de boom kijken. Begrijpelijk maar wel zonde, want bij zo’n nieuw examenprogramma is het heel belangrijk dat er snel geschikt lesmateriaal op de markt komt.’ Verder benadrukken Kuiper en Folmer het belang van professionalisering. ‘Geef leraren de tijd en de ruimte om vertrouwd te raken met de vernieuwde stof.’

En zorg ervoor dat leraren genoeg gefaciliteerd en ondersteund worden. Zo ziet Folmer dat 80 à 90% van de leraren geen extra uren krijgt om hun lessen volgens het nieuwe programma voor te bereiden. ‘Die doen dat dus in hun vrije tijd.’

Inmiddels draaien de nieuwe examenprogramma’s voor de bètavakken volop. In hun evaluatierapporten registreren Kuiper en Folmer overwegend positieve reacties bij docenten en leerlingen. Er wordt het nodige gevraagd van leraren, maar het loopt over het algemeen goed, stelt Kuiper: ‘In deze opzet kunnen scholen meer eigen keuzes maken. Die ruimte ligt er, nu is het zaak die te pakken.’

Click here to revoke the Cookie consent