Interview

Toetsen is geen vies woord

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 04-04-2019 Gewijzigd op 04-04-2019
Toetsen is ten onrechte een vies woord. En of er verschraling van onderwijsaanbod is in verband met te veel toetsing is maar de vraag. Aan het woord is Desiree Joosten-ten Brinke, lector Technology-Enhanced Assessment (Fontys).

In Nederland wordt veel geklaagd over verschraling van het onderwijs, als gevolg van toetsterreur en teaching to the test. Is dat terecht, denkt u?

‘Laten we elkaar niet napraten over verschraling van het onderwijs als gevolg van teveel toetsen. Scholen hebben de mogelijkheid om zelf het schoolexamen vorm te geven. De stelling dat het schoolexamen bijvoorbeeld steeds meer op het eindexamen gaat lijken, geldt inderdaad voor een aantal vakken. Bij wiskunde gaat het erom dat alle stof beheerst wordt in het centraal examen (ce) en dan is het redelijk voor de hand liggend  om dat in een schoolexamen (se) ook te toetsen. Maar voor de talen worden er echt andere vaardigheden getoetst in het se dan in het ce.’

‘Wat je wel ziet, is dat scholen hun leerlingen heel nadrukkelijk voorbereiden op het eindexamen, zelfs met behulp van allerlei bureaus na schooltijd. Of dat nou een goed idee is…? En we weten dat de eind- en schoolexamens samen eigenlijk maar een fractie toetsen van wat we van leerlingen verwachten. Heel veel zaken worden eigenlijk niet getoetst. Dat feit, gecombineerd met de enorme uitval in het eerste jaar van een vervolgopleiding, doet de vraag rijzen: is het toespitsen van het examen op een aantal selecte onderwerpen de oorzaak of sluiten curriculum van het vo en het vervolgonderwijs slecht op elkaar aan?’

Wat denkt u?

‘Ik vraag me af of je de eindtermen zo kunt veranderen dat ze beter aansluiten bij het vervolgonderwijs. En hoe je die dan gaat beoordelen. In mijn optiek betekent het dat je al in de brugklas begint met voorbereiden op je schoolloopbaan, waar het eindexamen een onderdeel van is. Nu maken scholen een programma van toetsing en afsluiting voor de bovenbouw van havo en vwo, maar het zou beter zijn om naar de opbouw van het programma in onder- en bovenbouw te kijken. Niet om meer te toetsen, maar om betere keuzes te maken in het toetsprogramma van een volledige opleiding.’

Hoe ziet u dat concreet voor zich?

‘Neem bijvoorbeeld het profielwerkstuk. Aan welke criteria moet dat voldoen in 5vwo? Kun je daaruit ook afleiden wat dat betekent voor een werkstuk dat een leerling al in de brugklas maakt? Criteria voor een goed werkstuk zijn grotendeels hetzelfde, maar het niveau van uitvoering moet in de loop van de jaren toenemen. Deelvaardigheden kun je met rubrics beoordelen, waarbij ook de leerling zelf meer inzicht krijgt in de criteria voor een succesvolle uitvoering van die vaardigheden. Zo ontstaat een continu proces waarbij de leerling ook beter zicht krijgt op waar hij goed in is, waar hij zich nog moet ontwikkelen en waar meer mogelijkheden liggen.’

‘Kijk ook eens over de vakken heen. Als aardrijkskundedocenten het bijvoorbeeld belangrijk vinden dat hun leerlingen een verslag kunnen schrijven, hun kennis kunnen aantonen en kunnen presenteren, dan krijgen ze een kennistoets, een werkstuk en een presentatie. Maar de collega bij geschiedenis doet hetzelfde. Zes toetsen, maar is het wel nodig dat een leerling zowel bij aardrijkskunde als bij geschiedenis in dezelfde periode een werkstuk moet opleveren. Je kunt met elkaar afspreken dat één werkstuk voldoende is om bijvoorbeeld schrijfvaardigheid in die periode te beoordelen. Dat scheelt nakijkwerk, dus ook efficiënter voor docenten.’

Het vergt wel dat docenten goed samenwerken?

‘Het vergt veel afstemming. Op dit moment heeft een docent in 3vwo vaak weinig zicht op de feedback die een leerling in het voorgaande leerjaar heeft gehad. En het kan zelfs zo zijn dat het niveau dat vereist wordt voor een bepaald product in 4vwo misschien wel lager ligt dan die waar een leerling in jaar 3 aan moest voldoen. Sommige scholen ontwikkelen rubrics met een doorgaande lijn zodat leerling kunnen zien  op welk niveau ze in de 2e moeten zitten en in de 3e et cetera. Een heel eenvoudig voorbeeld is spellingsfouten: spreek af met het team dat er in de brugklas nog spellingsfouten in een werkstuk mogen zitten maar dat die in de 5e niet meer worden geaccepteerd. En bespreek met elkaar wat je bedoelt met de criteria en indicatoren die in een rubric staan. Ik zag laatst dat docenten lichamelijke oefening en mentoren beide een rubric gebruikten voor ‘actief bijdragen’ en ‘elkaar helpen’ maar de beschrijving van het criterium en hun interpretatie verschilde. Dat is lastig voor leerlingen. Ze hebben die rubrics toen naast elkaar gelegd en op elkaar afgestemd, waardoor ze logischer werden en leerlingen ze beter begrepen.’

Weten leraren voldoende van toetsen?

‘Op zich leren aanstaande leraren wel wat een toetsmatrijs is (een tabel waarin wordt aangegeven hoe de opgaven in een tentamen/toets zijn verdeeld over de leerstof, red.) en hoe je een toets organiseert. Maar nadenken over een samenhangend toetsprogramma in de hele school, en over de formatieve functie van toetsen, daar mag wel wat meer aandacht voor komen. Op scholen die er voor kiezen om minder te toetsen, zie je docenten vragen: hoe weet ik nu waar die leerling staat in zijn of haar leerproces en hoe geef ik feedback? Gelukkig zijn er ook scholen die al veel verder zijn in die ontwikkeling richting formatief werken, zoals het Liemers College in Zevenaar en Lyceum Schöndeln in Roermond. Maar ook daar blijft het zoeken naar de juiste balans in toetsen.’

‘De trend was een tijdje om geen cijfers meer te geven, “want anders gaan ze niet leren”, maar een cijfer is natuurlijk ook gewoon een samenvatting van een prestatie. Echter, als iemand een 6 heeft behaald, weet je nog niet welke stof wel of niet beheerst wordt. Dus dat cijfer geeft alleen maar aan dat een leerling iets beheerst, maar een leerling moet ook weten ‘wat’ hij al beheerst, om daar op verder te bouwen. Feedback speelt daarbij een belangrijke rol.’

Marcus Specht pleitte laatst in Didactief voor een individueel (digitaal) portfolio met toetsen en leerprestaties dat eigendom is van de leerling. Een leerkracht zou het pas mogen openen met zijn of haar toestemming. Wat vindt u daarvan?

‘Het portfolio is in ieder geval eigendom van een leerling, maar voor het stimuleren van leren is het geen goed idee dat een leerkracht daar vanaf het begin geen toegang toe heeft. Dat berooft de leerkracht namelijk van de mogelijkheid om tussentijds feedback te geven op het leerproces. Ik zie bij onze studenten dat ze vaak nauwelijks hun product ‘over de balk’ durven te gooien, omdat ze zo perfectionistisch zijn: het is nooit goed genoeg. Ik vind het dus heel belangrijk dat een leerling tijdig leert vragen om feedback. Als docent willen we de leerling helpen bij het leren. Het vragen om feedback moet echt in de brugklas al beginnen, van docent assessment via peer assessment naar self assessment. Als leerkracht heb je daar op den duur ook profijt van. Uit onderzoek van Kelly Beekman in het PO blijkt bijvoorbeeld dat peer assessment bijdraagt aan zelfregulatie van leerlingen. En die vaardigheid hebben ze nodig in de bovenbouw.’

U bent ook lid van de Expertgroep Toetsen Primair Onderwijs, die gaat over de beoordeling van de andere eindtoetsen PO. Het is bijna april. Wat vindt u er eigenlijk van dat de eindtoets groep 8 mogelijk weer vervroegd wordt?

‘Op basis van die eindtoets kun je als leerkracht natuurlijk alleen een uitspraak doen over de reken- en taalvaardigheid van leerlingen op dat moment, maar bij de overgang van po naar vo gaat het ook om andere vaardigheden, zoals sociale vaardigheden en emotionele gesteldheid. Het is dus goed dat de mening van de leerkracht die een kind acht jaar gevolgd heeft een belangrijke basis is voor het advies, maar ik vind het ook belangrijk dat voor zo’n advies ook objectieve data worden gebruikt.’

Zou het niet beter zijn om het moment van selectie uit te stellen en leerlingen langer bij elkaar te houden?

‘In het po zitten leerlingen bij elkaar van praktijkonderwijs tot gymnasiumplusniveau. Die grote spreiding maakt het voor leerkrachten erg lastig om aan te sluiten bij de leerbehoefte van elke leerling. Als we de selectie uitstellen, verleng je dit probleem. Door in het vo met behulp van formatief toetsen beter aan te sluiten op de behoeften van de leerlingen is er op dat moment ook voldoende ruimte om te differentiëren in leerwegen.’

Er is veel kritiek op het feit dat de overheid de eindtoets ook gebruikt voor de beoordeling van scholen. Deelt u die kritiek?

‘Nee. Toetsen kunnen meerdere functies hebben. Summatief als je wilt weten welke kennis leerlingen beheersen, formatief om hun leren te stimuleren en evaluatief, om als leerkracht te kijken: heb ik iets wel goed uitgelegd en hoe kan ik het eventueel bijstellen? En dus ook om te evalueren als een vorm van verantwoording naar ouders en overheid. Als de kwaliteit van toetsing in orde is, kunnen alle functies nuttig zijn. We moeten toetsen daarom ook niet zien als een vies woord, maar als een proces of instrument dat ons informatie oplevert om het leren te stimuleren.

 

Desiree Joosten-ten Brinke is lector Technology-enhanced assessment bij de Fontys lerarenopleiding in Tilburg en universitair hoofddocent bij de Open Universiteit.

Click here to revoke the Cookie consent