Wie had er vroeger een telefoon in het dorp toen nog bijna niemand die had? De huisarts, de burgemeester én de bovenmeester. Die tijd is lang vervlogen. Hoe ziet een schoolleider er nu uit en wat kunnen we van hem (het is nog meestal een man) verwachten?
Aan grote tafels debatteerden aanwezigen gisteren in Amsterdam over deze vraag. ‘Faciliteiten, een goede gymzaal die functioneert, visie,’ liet een gymdocent weten. ‘Een neus voor kwaliteiten,’ stelde Bas Huijbers, docent op het IJburg College in Amsterdam.
‘Iemand die voor zijn team gaat staan,’ meldde een medewerker van onderwijsadviesbureau CBE. Opmerkelijk, want dat was niet de indruk die de leraren van de Purmerendse Scholengroep overhielden aan de betrokkenheid van CBE bij hun school. Zij lustten CBE-voorman Pim Pollen en de Purmerendse directeur Peter Overgaauw uiteindelijk wel rauw. Maar dat is het voortgezet onderwijs. In De Balie stond het basisonderwijs centraal.
Er was een aantal basisschooldirecteuren aanwezig, zoals Eva Naaijkens van sbo Michaëlschool in Amersfoort en Jeroen Goes van Werkplaats Kindergemeenschap Kees Boeke. Maar er waren meer adviseurs en consultants die tussen neus en lippen door de gelegenheid aangrepen om zichzelf in de etalage te zetten.
Vaak bleek de schoolleider een schaap met vijf poten. Leraar Jan-Willem Hengeveld: ‘Soms verwachten we misschien wel het onmogelijke, een schoolleider moet zijn bestuurlijke zaken op orde hebben en onderwijsinhoudelijk goed zijn.’
En veel leraren bleken eraan te hechten dat de directeur zelf lesgeeft. ‘Maar moet ik nu nog bewijzen dat ik een goede leerkracht was?’ vroeg de directeur van het Amsterdamse Montessori Lyceum de zaal. ‘Het is juist goed voor de leerkrachten dat ik op een ander niveau naar zaken kijk en niet meer voor de klas sta.’ ‘Zolang je maar binding hebt met leerlingen en leerkrachten. Hoe maakt niet uit’, aldus collega Naaijkens.
Toch, de schoolleider moet leraren coachen, af en toe een schouderklopje geven, maar ook weer niet inperken in hun autonomie. En eigenlijk ook zorgen dat er toiletpapier op de wc hangt. Toen aan de leerkracht die deze veelomvattende taakomschrijving gaf, gevraagd werd waar zij zelf als schoolleider het meest tegenop zou zien, antwoordde ze: de hitteschildfunctie. En daarmee zei ze misschien wel een waar woord. Niemand wil echt de autoriteit uithangen in een platte organisatie als een school.
Als er een baas moet zijn, laten er dan maar een boel bazen zijn, laten we de verantwoordelijkheden delen. ‘Het is eigenlijk godsonmogelijk om op mijn school geen leidinggevende functie te hebben,’ zoals Johannes Visser, leraar Nederlands op het Zaanlands Lyceum in Haarlem en medewerker van De Correspondent, opmerkte.
Visser liet een fragment zien van Tabatha Takes Over, een televisieprogramma waarin ‘bitch’ Tabatha noodlijdende kapperszaken (en vooral hun eigenaar) onder handen neemt. De belangrijkste boodschap aan de eigenaar elke keer weer, volgens Visser: stel een helder doel, zorg dat het personeel het naar z’n zin heeft, dat de werkomgeving netjes en in orde is en wees zelf een expert in het werk. En neem met minder geen genoegen.
De vergelijking met een schoolleider durfde Visser wel aan. Maar, gaf hij onmiddellijk toe: de gemiddelde docent geeft misschien wel duizend cijfers per jaar, maar moet er niet aan denken zelf beoordeeld te worden.
En daarmee ging Visser heel wat verder dan de zaal die het vooral over inspiratie, vertrouwen, ruimte, eigenaarschap en verantwoordelijkheid had. En kwam hij in de buurt van wat Sietske Waslander aan kwaliteiten van een schoolleider distilleert uit onderwijsonderzoek: wees niet bang voor gedoe en ga ook op het gebied van curriculum en instructie in gesprek met leraren. Bemoei je er tegenaan, ook als leraren daar niet van gediend zijn.
Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 20 januari 2015
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven