Eind mei 2020, drie maanden later dan gewoonlijk, zijn de nieuwste gegevens over het ‘zittenblijven’ in het voortgezet onderwijs gepubliceerd. Uit die gegevens blijkt dat het percentage doubleurs, na een aanvankelijke daling in het begin van dit decennium, de laatste jaren weer behoorlijk toeneemt. Ook het percentage leerlingen dat afstroomt naar een lager onderwijsniveau neemt sinds kort weer wat toe. Het lijkt mij daarom interessant om de groepen doubleurs en afstromers bijeen te voegen en tezamen te bekijken. Gemakshalve noem ik de leerlingen waarover ik het hier heb ‘niet bevorderd’ maar het is belangrijk om te beseffen dat ik het dan bijvoorbeeld ook heb over leerlingen die van 3 vwo naar 4 havo zijn afgestroomd.
In 2015, aan het eind van het schooljaar 2014-2015, werd 8,3% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs ‘niet bevorderd’. Vorig jaar was die groep gegroeid tot 9,6%. Bekend is dat jongens het slechter doen dan de meisjes, alhoewel recente cijfers suggereren dat dit verschil wellicht wat kleiner aan het worden is. Zie de grafiek hieronder voor de details.
Het is interessant om deze gegevens eens voor de verschillende opleidingen apart te bekijken.
Opmerkelijk is dat de groei van de groep van niet bevorderden binnen het vwo zich vooral voordoet in de klassen 2, 3 en 4.
Het percentage gezakten blijft op het vwo vrij constant. De examenklas is ook in een ander opzicht een uitzondering; er zakken meer meisjes dan jongens. Vorig jaar zakte ruim 6% van de jongens en ruim 8% van de meisjes voor het eindexamen vwo.
Klas 4 van het havo wordt vaak gekenmerkt als een ‘lastige’ klas met veel afvallers. De cijfers van vorig jaar laten echter weinig verschil met andere klassen zien. Voor de duidelijkheid heb ik de verticale as in de onderstaande grafiek iets ingekort.
Opmerkelijk in deze grafiek zijn de sterke stijging in het laatste schooljaar in de eerste klas en de stabiele situatie in de eindexamenklas. In de lagere klassen van het havo doen jongens het beduidend slechter dan meisjes. In de examenklas is dat anders; de jongens doen het daar meestal juist weer net iets beter.
Vorig jaar startten ongeveer 37.000 leerlingen hun schoolcarrière in een gemengde havo/vwo-klas. Deze groep is drie keer zo groot als de groep die in de brugklas meteen op havoniveau starten. In de tweede leerlaag is het aandeel van de gemengde havo/vwo-klassen een stuk kleiner. Daar vinden we voor het vorige schooljaar ongeveer 16.000 leerlingen in een gemengde klas tegenover ongeveer 31.000 leerlingen in een echte havo-klas. In de derde leerlaag zaten er vorig schooljaar nog slechts een paar honderd leerlingen in een gemengde klas. Is het beeld in de gemengde klassen anders dan in de ‘zuivere’ havo of vwo klassen? Oordeelt u zelf aan de hand van de onderstaande grafiek.
Het vmbo is een verzameling van opleidingen. De kaderberoepsgerichte en basisberoepsgerichte opleidingen zijn vooral praktisch terwijl de theoretische leerweg en de gemengde leerweg theoretisch van karakter zijn. Tussen de verschillende opleidingen en klassen bestaan op het vmbo aanzienlijke verschillen. In algemene zin lijkt het erop dat er de afgelopen jaren sprake is van steeds meer doublerende en afstromende leerlingen.
Laat ik beginnen met de gemengde en theoretische leerwegen. De theoretische leerweg is gelijkwaardig aan het mavo terwijl de gemengde leerweg, die significant kleiner is, een variant is waar wat meer aandacht wordt besteed aan de beroepsmatige voorbereiding van de leerling. Een diploma voor zowel de gemengde leerweg als de theoretische leerweg geeft onder andere toegang, met een extra vak, tot havo 4.
De ontwikkeling in de tweede klas 2 vmbo gl/tl wordt vooral bepaald door de afstroom naar de beroepsgerichte varianten van het vmbo. Tussen 2014 en 2017 daalde deze afstroom flink om vervolgens weer omhoog te schieten.
Vooral de afstroom van de jongens is hoog. Vorig jaar ging het daarbij om meer dan 10% van de jongens. Daarnaast bleef ook nog eens 5,5% van de jongens zitten in de tweede klas. In de derde klas is de ontwikkeling wat minder heftig; daar wordt nog nauwelijks afgestroomd. De ontwikkeling in de examenklas geeft, net als op het havo en vwo, een iets afwijkend beeld De verschillen tussen jongens en meisjes zijn hier ook kleiner.
Het beeld van de eerste klas is wat afwijkend. Het voert te ver om binnen dit artikel in te gaan op mogelijke verklaringen voor dit beeld maar een verklaring zou misschien kunnen worden gevonden in de recente veranderingen in de methode van advisering in het basisonderwijs.
In de eerste twee klassen van de kaderberoepsgerichte leerweg wordt er weinig gedoubleerd. Wel vindt er vanuit de tweede klas een behoorlijk afstroom plaats naar de basisberoepsgerichte leerweg. In de derde klas wordt er meer gedoubleerd maar is de afstroom kleiner. De slagingspercentages liggen verder beduidend hoger dan bij de theoretische leerweg.
Opvallend is dat er eigenlijk alleen in de derde klas na 2016 sprake is van een toename. In de andere leerjaren is er vooral van een dalende trend sprake.
In de basisberoepsgerichte leerweg wordt er niet afgestroomd. Het aantal zittenblijvers stijgt hier wel wat en is zeker in het eerste leerjaar vanaf 2014 sterk toegenomen.
Veel leerlingen zitten op het vmbo gedurende de eerste twee leerjaren nog bij elkaar. Daarnaast bestaan er ook ‘brede brugklassen’ waar leerlingen van vmbo, havo en vwo min of meer bij elkaar worden opgeleid. Min of meer om dat er in een ‘brede brugklas’ soms sprake is van een ‘dakpannensysteem’ waarbij alleen leerlingen bij elkaar in de klas zitten die qua advies niet te veel van elkaar verschillen. In dergelijke gemengde klassen speelt de afstroom geen rol maar wordt er uiteraard wel gedoubleerd. Hieronder heb ik dat voor u in beeld gebracht. Let op het opmerkelijke verloop in de eerste klas.
De ontwikkelingen hangen uiteraard sterk af van de leerweg en het leerjaar. Toch is er een overeenkomst waar te nemen; ook op het vmbo is er de laatste jaren, zeker na 2017, bijna overal een toename te zien van het percentage leerlingen dat doubleert of afstroomt. Opvallend is daarbij de ontwikkeling in sommige eerste klassen. De ontwikkelingen zijn soms spectaculair maar vaker is er een vrij ‘sluipend’ beeld waar te nemen.
Ik ga me binnen dit artikel niet wagen aan een analyse van dit verschijnsel. Wel wil ik, zonder daar verder op in te gaan, twee punten noemen die bij de ontwikkeling van de doorstroming mogelijk een rol kunnen hebben gespeeld:
Veranderingen in de advisering vanuit het basisonderwijs. Zie bijvoorbeeld WiskundE-brief 862.
De mogelijk toegenomen aandacht voor de slagingspercentages van scholen.
Deze artikelen verschenen eerder in de wiskunde nieuwsbrief 869 en 870. http://www.wiskundebrief.nl/
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven