Wat inspireerde u tot het schrijven van dit boek?
‘Het begon met een vraag uit de praktijk van een socioculturele organisatie die wilde weten hoe ze stilte pedagogisch zouden kunnen inzetten. Toen ben ik veel over het thema gaan lezen en dat wekte mijn interesse. Ik wilde op zoek naar de rol van stilte in het onderwijs vroeger én nu. Als historisch pedagoog wil ik de geschiedenis vooral inzetten om hedendaagse debatten over onderwijs te voeden.’
Speelt stilte dan een rol in die debatten?
‘Nee, juist te weinig. Wanneer het over het nut van stilte in de klas gaat, reduceert men dit tegenwoordig vaak tot een puur akoestisch gegeven, iets dat je met een decibelmeter in kaart kunt brengen. Veel studies leren ons: hoe stiller het in de klas is, hoe beter kinderen leren.
‘De stem van de leraar
is een krachtig
didactisch instrument’
Onderzoekers tonen aan dat als een school te dicht bij een treinspoor, autosnelweg of vliegveld ligt, dit de leervorderingen nadelig beïnvloedt. Dergelijk effectiviteitsonderzoek heeft zeker recht van bestaan. Maar als je stilte alleen op die manier benadert, zie je iets belangrijks over het hoofd, namelijk de betekenissen die mensen toekennen aan stilte en geluid. Ik heb bekeken, of beter gezegd beluisterd, welke pedagogische betekenis stilte kan hebben.’
Kunt u voorbeelden geven van de pedagogische betekenis van stilte?
‘Die betekenis verandert door de tijd. In veel katholieke scholen zie je van oudsher een kapel, daar krijgt stilte een religieuze betekenis van bezinning. Een hedendaagse seculiere variant daarvan zijn de lessen mindfulness of yoga die het onderwijs in beginnen te sijpelen. En dan is er natuurlijk de disciplineopvatting met als kenmerkend gebaar de leraar die een vinger voor de mond houdt.’
Die discipline gold vooral vroeger, toch?
‘Dat de klas vroeger altijd stil moest zijn, klopt niet. Tot aan ongeveer de achttiende eeuw was de klas juist een heel luidruchtige, chaotische omgeving. Zo’n dertig tot veertig leerlingen liepen allemaal door elkaar, elk hun eigen lesje aan het leren. Om de beurt riep de leraar iemand bij zich en die moest dan reciteren wat hij geleerd had. We kunnen ons nu niet meer voorstellen dat je dat bestempelt als goed onderwijs, maar toen was dat zo.
‘Verlegenheid is in de
loop der tijd steeds
meer geproblematiseerd’
De stilteregel komt pas op bij de overgang naar het klassikale onderwijs. Tot die tijd draaide onderwijs om het van buiten leren van teksten, met de leraar als een soort overhoorder. Met het klassikale onderwijs werd de leraar steeds meer de woordvoerder, de overdrager van kennis. En dan moeten leerlingen stil zijn om de leraar te kunnen horen. De stem van de leraar werd een van de krachtigste didactische instrumenten. Dat vind ik heel boeiend: door de rol van stilte in de organisatie van een klas te onderzoeken, achterhaal je opvattingen over wat goed onderwijs is.’
En nu lijkt de trend dat de leraar stiller mag worden om leerlingen meer aan het woord te laten.
‘Inderdaad. Dat is al begonnen met reformpedagogen als Montessori en Freinet. Die uitten kritiek op wat ze ‘luisterscholen’ noemden: leerlingen mochten niet bewegen en moesten de godganselijke dag luisteren naar de leraar. Uit den boze, vonden de vernieuwers.’
Hoe zette dan bijvoorbeeld Maria Montessori stilte in?
‘Ze was kritisch over passieve stilte, de klassikale stilte die is bedoeld om gehoorzaamheid af te dwingen en leerlingen tot uitvoerders te maken van andermans bevelen. Dat vond Montessori achterhaald: zo bereid je leerlingen niet goed voor op de maatschappij waarin ze juist creatief en actief moeten zijn.’
Ze pleitte dus voor 21e-eeuwse vaardigheden avant la lettre?
‘Precies. Het boeiende is dat ze stilte een andere richting gaf. Ze heeft stilteoefeningen ontwikkeld om zo vorm te geven aan wat pedagogen subjectiviteit noemen, de mensvorming. Montessori schreef dan met grote letters ‘stilte’ op het bord, deed de gordijnen dicht en de lichten uit en riep de leerlingen een voor een bij zich naar een naburig lokaal. Ze moesten dan zo stil mogelijk lopen en niets omstoten, om zo controle te krijgen over het eigen lichaam. Dat is iets heel anders dan de leerling die als een zak aardappelen in de schoolbank zit te luisteren.’
U bespreekt in uw boek ook de rol van stilte in de leesdidactiek. Wat houdt die in?
‘Tot ver in de negentiende eeuw moesten leerlingen hardop leren lezen. Eerst dreunden ze klassikaal de letters op, daarna moesten ze teksten hardop voorlezen. Onder invloed van onderzoek veranderde die didactiek. Onderzoekers fotografeerden met nieuwe apparaten oogbewegingen van kinderen terwijl ze lazen, hardop en in stilte. Ze merkten dat het eerste zes tot acht keer langer duurde. Gezien de steeds snellere samenleving vonden onderzoekers het niet opportuun om leerlingen zo traag te leren lezen en zo ontstond een revolutie in de leesdidactiek. Daar kwam ook kritiek op: moeten we nu mee in die Amerikaanse ratrace? Maar andere onderzoekers, zoals Langeveld, gaven nog een tweede argument: stil lezen leidt tot beter begrip en kennis van de tekst.’
En de nieuwste leesonderzoeken benadrukken juist weer het belang van samen praten over teksten.
‘Ja, en zo vertelt stilte ons dus iets over hoe opvattingen over goed onderwijs door de tijd heen veranderen.’
Verschilt de omgang met stilte ook per cultuur? Ik hoor wel eens dat Vlaamse leerlingen een stuk rustiger zijn dan Nederlandse.
‘Dat is mijn ervaring ook, maar ik heb dat niet onderzocht. Ik kwam voor mijn boek wel een boeiend artikel tegen van Richie Neil Hao, een Filippijns-Amerikaanse onderzoeker. Hij was op zijn zestiende met zijn ouders verhuisd naar de Verenigde Staten. In zijn thuisland was stilte een teken van respect voor de leraar. In de Verenigde Staten was dat geheel anders. Daar vond men hem als stille leerling juist tegendraads: waarom doe je niet mee met de klassengesprekken? Ben je niet intelligent genoeg? Het was echt een botsing van verschillende stiltebegrippen. Iets wat je in multiculturele klassen ook kunt meemaken.’
Waarom wijdt u in uw boek een hoofdstuk aan verlegen kinderen?
‘Verlegenheid, ook een vorm van stilte, is in de loop der tijd steeds meer geproblematiseerd. Er is zelfs overwogen om het als psychische stoornis op te nemen in de DSM. Zover is het niet gekomen, maar veel leraren worstelen hoe om te gaan met stille leerlingen in de klas. Het is goed om erbij stil te staan waarom dat is. Door de heersende tijdgeest, waarin iedereen iets te vertellen moet hebben en dat ook doet, worden stille mensen wat vreemd bekeken. Al snel stelt men dan dat er iets verkeerd loopt in hun ontwikkeling en dat je moet ingrijpen. De vraag is of dat echt nodig is.’
Wat hoopt u te bereiken met uw boek?
‘Mijn droom is dat leraren en scholen gaan nadenken over de betekenis van hun eigen stiltepraktijk: waarom wil je wel of geen stilte in de klas en hoe gebruik je die stilte? Ik hoop dat we samen een pedagogische taal ontwikkelen over de rol en betekenis van stilte voor goed onderwijs. Stilte is meer dan nul decibel, ze heeft een pedagogisch-didactische betekenis.’
Voor het blok
|
Pieter Verstraete is hoogleraar historische pedagogiek aan de Katholieke Universiteit Leuven. Dit najaar publiceerde hij Stilte in de klas. Een geschiedenis van de pedagogische omgang met stilte op school. Het boek is gratis te downloaden.
Bekijk ook de leestips van Pieter Verstraete.
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven