Onderzoek

Stille reserve

Tekst Erica Renckens
Gepubliceerd op 23-06-2022 Gewijzigd op 21-03-2024
Nu open access! Lerarenteams zijn doorgaans geen goede afspiegeling van de leerlingenpopulatie als het gaat om etnisch-culturele achtergrond. Tegelijk kampt het onderwijs met een groot lerarentekort. Meer leraren met een migratieachtergrond voor de klas kan beide kwesties goed doen. Hoe krijgen – en houden – we hen in het onderwijs?

‘Eindelijk iemand zoals ik!’ zei een leerling van Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) in Amsterdam onlangs tegen zijn nieuwe docent. De docent had een Ghanese achtergrond, net als hijzelf en een groot deel van zijn medeleerlingen. ‘Onze leerlingenpopulatie bestaat uit honderddertig verschillende culturen, waarbij de Nederlandse niet dominant is. Docenten met een migratieachtergrond zijn voor hen duidelijk een rolmodel,’ vertelt Maryse Knook, directeur van het OSB. ‘Dat kan ook een docent met een Marokkaanse achtergrond zijn voor een Ghanese of voor een Turkse leerling, dat maakt niet uit. Het gaat erom dat het niet de dominante cultuur is in Nederland en dat je weet hoe dat is. De leerlingen voelen zich meer gehoord en gezien. Daarnaast zien ze zo dat er ook voor hen een mooie toekomst is weggelegd.’


Kleur in lerarenkamer

Onderzoek toont steeds weer aan dat een diverse, inclusieve leeromgeving de leerprestaties en het thuisgevoel van leerlingen met een migratieachtergrond ten goede komt. Toch blijkt dit in de praktijk vaak lastig te realiseren. Van het docententeam op het OSB heeft ongeveer 40% een migratieachtergrond, maar deze school lijkt daarmee een uitzondering. Hoewel precieze landelijke cijfers ontbreken, kleurt de lerarenkamer op de meeste scholen overwegend wit.

Student met migratie-
achtergrond voelt zich
minder thuis op pabo

Dat herkent ook Jeroen Perdaan, directeur van osg Hugo de Groot in Rotterdam-Zuid, een etnisch zeer divers stadsdeel. ‘Bij ons heeft bijna een op de drie docenten een migratieachtergrond, maar op mijn vorige school, in een wittere wijk, waren bijna alle docenten wit.’ Hij ziet de voordelen van collega’s met een oorspronkelijk niet-Nederlandse afkomst: ‘Zij zijn een mooi voorbeeld voor onze leerlingen: wees trots op wie je bent, laat het gevoel dat je niet mee mag doen los en participeer gewoon lekker.’
Tegelijkertijd kampt het onderwijs met een groot lerarentekort, dat voorlopig niet lijkt te worden opgelost. Integendeel, zowel de PO- als de VO-raad verwachten dat de tekorten de komende jaren alleen maar zullen toenemen, onder andere als gevolg van een te lage instroom bij de lerarenopleidingen. Naar verwachting zullen in 2025 de tekorten in po en vo met respectievelijk 1.440 en 1.263 fte’s zijn toegenomen ten opzichte van 2020 (trendrapportage OCW, 2020).

Breder beeld van
kwaliteit bereidt weg
voor diverser team

Als meer studenten met een migratieachtergrond kiezen voor een carrière in het onderwijs, snijdt het mes dus aan twee kanten. Ten eerste worden docententeams een betere afspiegeling van de leerlingenpopulatie (zie ook kader Nuttige spiegel) en ten tweede draagt dit bij aan het verkleinen van het lerarentekort. Waarom gebeurt dit nog zo weinig en wat kunnen we hieraan doen?


Goede bedoelingen

‘Omdat we ons zorgen maakten om het instroomniveau, zijn er toelatingstoetsen voor de pabo gekomen,’ vertelt Marco Snoek, lector Leren en innoveren aan de Hogeschool van Amsterdam. ‘Goede bedoelingen dus, maar met een onbedoeld effect: een forse afname van de studenten uit het mbo, de groep die juist de grootste diversiteit kent. Zij hebben vaak onvoldoende inhoudelijke bagage om de toets te halen.’
Dit selectie-effect (zie ook kader Daling op de pabo) is niet de enige oorzaak van het dalend aantal doorstromers uit het mbo, zo blijkt uit onderzoek van het CPB. Ook het afschrikeffect speelt mee: bepaalde studenten achten de kans te zullen slagen klein en proberen het daarom niet eens. ‘De algemene verwachting is dat studenten met een migratieachtergrond minder goed zijn in taal, en daar geloven deze studenten zelf ook in,’ ziet Gerda Geerdink, die zeventien jaar werkzaam was als lerarenopleider aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. ‘Terwijl er genoeg zijn die beter Nederlands spreken dan sommigen met Nederlandse ouders. Vaak beginnen ze er daardoor niet eens aan.’
Om de drempel weg te nemen, wordt de toelatingstoets vanaf komend schooljaar gezien als een formatieve toets, als test gedurende drie schooljaren. Studenten die niet direct slagen, hebben het hele eerste studiejaar om alsnog aan de eisen te voldoen. Geerdink is blij met dit besluit: ‘Het is niet eerlijk om een mbo’er, die vier jaar een beroepsgerichte opleiding heeft gevolgd, op hetzelfde moment te meten op het gebied van rekenen, taal en geschiedenis als een student die net van de havo komt en daar vijf jaar lang breed in is onderwezen. Die moet je erkennen op zijn eigen kwaliteiten, die ook heel waardevol zijn voor de opleiding, en de mogelijkheid bieden om ook de andere kwaliteitseisen naar het benodigde niveau te tillen.’

 

Daling op de pabo


Van de eerstejaars studenten in de lerarenopleidingen heeft 6 à 7% een niet-westerse migratieachtergrond. Na de invoering van de toelatingstoets voor de pabo in 2015 is dit aandeel geslonken naar 4 à 5%. Ter vergelijking: 14,5% van de Nederlandse bevolking heeft een niet-westerse migratieachtergrond, onder leerlingen in het po en vo is dit zelfs 20%.
De afname op de pabo komt grotendeels door een kleiner aandeel mbo-doorstromers, die vaker een andere etnische achtergrond hebben. Van de pabo-studenten met een migratieachtergrond valt bijna de helft (45%) in het eerste jaar uit (tegen 25% van de studenten zonder migratieachtergrond). Slechts 28% heeft na vijf jaar het diploma behaald, versus 53% van de studenten zonder migratieachtergrond (zie onder meer Bijlsma en Keyser (red.), Erken de ongelijkheid, 2021; Staat van het Onderwijs, 2021).

 

Ongeschreven regels

Ook tijdens de opleiding moet er vervolgens meer oog zijn voor de kennis en vaardigheden die studenten met een migratieachtergrond meebrengen, stelt Geerdink. ‘Studenten vallen niet uit omdat ze de studie niet aankunnen, maar omdat ze zich niet thuis voelen. Mbo’ers en studenten met een migratieachtergrond moeten zich nu vaak net zo gedragen als de gemiddelde student, die veelal van de havo komt en een Nederlandse achtergrond heeft.’
Studenten met een migratieachtergrond voelen zich inderdaad minder vaak thuis in het hoger onderwijs, wat resulteert in verminderd studiesucces, zo blijkt uit een literatuurstudie van sociologen Essanhaji en Van den Brink uit 2021. Een van de oorzaken daarvan is dat deze studenten zich niet herkennen in de lerarenopleiders, die doorgaans nog minder etnisch divers zijn dan de lerarenteams in het po en vo. Ook zijn studenten met een migratieachtergrond relatief vaak eerstegeneratiestudenten, die minder bekend zijn met het systeem en de ongeschreven regels en daardoor minder snel aansluiting vinden.
Daarnaast speelt ook het klimaat op de pabo mee, lieten onderwijskundigen Severiens en Meeuwisse in hun onderzoek uit 2008 zien. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond werken moeizamer samen met studiegenoten en hebben ook buiten de studie om minder contacten met hen. Ze voelen zich vaker niet op hun plek en ‘anders’ dan de meeste studenten. Geerdink: ‘Een studente vertelde me eens dat ze erop werd aangesproken dat ze niet goed zou integreren. Terwijl de studenten met een Nederlandse achtergrond ook niet bij haar kwamen zitten als zij als eerste in de aula zat. Integreren kun je niet alleen, dat doe je samen.’


Doorzetters

Hoe zorg je dat studenten met een migratieachtergrond zich ook welkom voelen in de lerarenopleiding? Hoewel docenten in het hoger onderwijs hier graag aan werken, ontbreken praktische handvatten op dit gebied veelal, zo blijkt uit een inventarisatie van het Kohnstamm Instituut, begin dit jaar uitgevoerd in opdracht van Expertgroep Toegankelijkheid Hoger Onderwijs (ETHO).
Geerdink heeft al wel ideeën om dit onderwijs inclusiever te maken. ‘Lerarenopleidingen werken bijvoorbeeld vaak met schrijfopdrachten en reflecties, meestal met een vast stramien. Een goede tekst schrijven is sowieso al lastig, laat staan als het Nederlands je tweede taal is. Je kunt je afvragen of dat nou een goed objectief meetinstrument is,’ stelt ze. ‘Uit eerder onderzoek weten we dat studenten met een migratieachtergrond er vaak niet van houden om in een groep te moeten bespreken wat hen raakt en beweegt. Waarom kan zoiets niet een keuze zijn voor studenten die daar wel voor voelen? Je wordt er toch niet per se een betere leraar van?’

‘Jouw perspectief voedt
het mijne: maak ruimte
voor die meerwaarde’

Ook sociologe Ismintha Waldring vindt dat we kritisch moeten durven kijken naar wat lerarenopleidingen van hun studenten vragen. Aan de Vrije Universiteit Amsterdam onderzoekt zij mechanismen van subtiele uitsluiting in met name onderwijsinstellingen. ‘Stellen we die eisen omdat ze werkelijk opleiden tot de beste professionals of omdat we ze altijd zo gesteld hebben? Waarom moet iedereen op die ene specifieke manier gemeten worden? Studenten die uit het mbo komen of ouders hebben die geen Nederlands spreken zijn vaak van ver gekomen, het zijn enorme doorzetters met veel in hun mars. Als studenten met een migratieachtergrond voelen dat ze nodig zijn, voelen ze zich ook meer aangetrokken tot het vak.’


Kwaliteit en expertise

Subtiele uitsluiting speelt volgens Waldring ook bij sollicitatieprocedures. ‘Dan hoor je steeds weer: “Diversiteit is heel goed, maar het mag niet ten koste gaan van de kwaliteit.” Alsof diversiteit en kwaliteit met elkaar op gespannen voet staan. Terwijl je ook kritisch kunt kijken naar de functie-eisen die je stelt: zijn die wel objectief en echt het meest geschikt?’
Ook oud-lerarenopleider Geerdink is kritisch over het heersende beeld van kwaliteit. ‘Onbewust hebben schoolleiders een beeld van wat kwaliteit is, maar daardoor komen ze steeds bij hetzelfde type uit, waarmee ze verwantschap voelen. Je moet weten dat je eigen bril maar beperkt is en dat een ander verhaal juist van toegevoegde waarde kan zijn.’ HvA-lector Snoek vult aan: ‘De ervaring en expertise die mensen meebrengen kun je gebruiken als kracht en om je beter in leerlingen te kunnen verplaatsen.’

‘Gender, leefstijl:
teams zijn vaak al
diverser dan je denkt’

De twee schooldirecteuren uit Amsterdam en Rotterdam zijn zich daar terdege van bewust. ‘School moet een afspiegeling van de buurt zijn, dat vinden de leerlingen ook prettig,’ aldus Perdaan van osg Hugo de Groot. ‘Diversiteit is hier eigenlijk zo vanzelfsprekend dat je er niet elke dag bij stilstaat dat je in een divers team werkt. We letten er eigenlijk ook niet op bij sollicitaties, we kiezen gewoon de beste.’ Knook van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) vult aan: ‘Vakkwaliteit staat bij sollicitatieprocedures nooit ter discussie, dat is het primaire wat je moet kunnen. Maar met een migratieachtergrond breng je iets extra’s mee, een andere invalshoek om de leerlingen te benaderen. Een divers team presteert beter.’
Tot die conclusie komen ook onderwijskundigen Hannah Bijlsma en Mirjam Keyser in hun vorig jaar verschenen boek Erken de ongelijkheid. Zij wijzen erop dat diversiteit in het algemeen – niet alleen op etnisch-cultureel vlak – in een onderwijsteam onder andere de onderwijskwaliteit bevordert, de innovatiecultuur stimuleert en werkgeluk brengt.

 

Nuttige spiegel


Het is om verschillende redenen belangrijk dat het lerarenteam een afspiegeling is van de leerlingenpopulatie, legt socioloog en pedagoog Iliass El Hadioui (Erasmus Universiteit) uit. ‘Dat heeft in de eerste plaats te maken met rolmodellen: naar school gaan in een wereld waar gelijkenis en identificatie mogelijk is. Daarnaast maakt diversiteit ook het probleemoplossend vermogen van een team groter. Je kijkt dan door verschillende brillen naar dezelfde zaken. De derde reden is een meer ideologische: professionele teams hebben veel macht in handen. De combinatie van macht en een monoculturele omgeving kan problemen geven, omdat je schoolcultuur zo minder ruimte biedt voor andere geluiden dan het eigen idee.’

 

Superdivers team

Docententeams zijn meestal trouwens al veel diverser dan ze zelf denken, ziet socioloog en pedagoog Iliass El Hadioui van de Erasmus Universiteit. Voor zijn programma De Transformatieve School, waarmee scholen in een stedelijke omgeving werken aan een cultuurverandering, legt hij regelmatig schoolbezoeken af. ‘Het gaat om superdiversiteitsdenken, dat begint met een mindset van verschillen. Kijk naar gender, sociaal-economische achtergrond, leefstijl en politieke voorkeur: die variatie is er altijd al binnen een team.’ Iedereen heeft bovendien een meervoudige identiteit, waarbinnen je etnische achtergrond slechts een van de onderdelen vormt.
Overigens waarschuwt El Hadioui dat ook een ideaal etnisch-cultureel divers team an sich niet vanzelf zorgt voor een inclusieve school waarin elke docent en leerling tot zijn recht komt. ‘De fundamentele vraagstukken in het onderwijs, namelijk de sociaal-pedagogische opdracht en het onderwijskundige stuk, zijn op geen enkele manier gelieerd aan etnisch-culturele achtergrond,’ stelt hij. ‘In plaats daarvan gaat dat over zaken als motivatie, geloof in eigen kunnen, kennis en een emotionele band. Die zijn universeel en bij professionals altijd in meer of mindere mate aanwezig, los van hun etnische achtergrond.’
Ook Snoek wijst erop dat de relatie tussen een divers team en meer kansengelijkheid niet direct is. ‘Een divers team is niet per se gevoeliger voor diversiteit. En ook als je zegt dat de achtergrond er niet toe doet, want we zijn immers allemaal gelijk, dan maak je geen gebruik van de diversiteit. De meerwaarde ontstaat pas als die teamleden ook met elkaar samenwerken en erkennen dat de diversiteit waardevol is. Jouw perspectief voedt mijn perspectief. Dat gaat niet vanzelf, want leraren zitten vaak best in een isolement, met hun eigen klassen waar ze voor staan. Daar moet je dus in de cultuur en de structuur van de school ruimte voor maken.’

 

Voorbeeldfunctie


Oog hebben voor diversiteit vraagt wat van een team, vertelt Ismintha Waldring, socioloog aan de Vrije Universiteit Amsterdam: ‘Scholen zien vaak wel dat leraren met een migratieachtergrond een voorbeeldfunctie hebben voor de leerlingen. En dat zij soms eerder zien dat er iets speelt. Maar dat zijn meestal maar een paar leraren in het team en die moeten dan heel sterk in hun schoenen staan. Voor de klas staan is sowieso een zwaar beroep, maar dit maakt het nog extra zwaar. Natuurlijk zijn er ook scholen waar docenten zich enorm gesteund voelen door collega’s en de schoolleiding, maar ik denk dat er vaak weinig zicht is op hoeveel dat vergt.’



Studiedagen

Expliciete aandacht voor diversiteit zorgt er ook voor dat leraren zich eerder thuis voelen op een school, ziet El Hadioui. ‘Je kunt mensen wel werven, maar je moet ze ook behouden. Sommige scholen hebben de neiging erg vast te houden aan traditie en historie, waardoor een minderheid zich daar minder thuis voelt. Maar er zijn ook scholen die inclusiever zijn. Dat draait meestal om subtiele, informele processen die zorgen voor een team dat gezond en veilig is op professioneel en sociaal vlak. Mensen voelen dat vaak wel aan, maar het is heel moeilijk te vatten of te veranderen.’

Het OSB besteedt sinds dit schooljaar extra aandacht aan het werken in een multiculturele school. Knook: ‘Docenten spraken die wens uit, dus daar hebben we gehoor aan gegeven. Nu organiseren we bijvoorbeeld studiedagen waarbij we met elkaar in gesprek gaan over onze achtergrond en ervaringen, zodat we daar onderling van kunnen leren. Ook voeren we gesprekken met leerlingen hoe we ons onderwijs op dit gebied kunnen verbeteren.’
Op het osg Hugo de Groot worden ervaringen en inzichten vooral gedeeld in de lerarenkamer en tijdens teamoverleggen, vertelt Perdaan. ‘Collega’s halen elkaar uit hun bubbel, ook mij. Soms begrijp ik niet goed genoeg hoe het er in sommige gezinnen hier in Rotterdam-Zuid aan toegaat. Dat leerlingen thuis niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Dan is het heel fijn als een collega die wel uit die context komt me dat kan uitleggen.’


Nu het schoolbestuur nog

El Hadioui verwacht dat de diversiteit in docententeams de komende tijd onder druk van het lerarentekort vanzelf groter zal worden. Maar de schoolbesturen lijken voorlopig nog een onneembare vesting. ‘Die zien er nog hetzelfde uit als veertig jaar geleden,’ vertelt hij. ‘De groep van biculturele professionals die ook nog eens de specifieke leiderschapskwaliteiten en -ervaring hebben waarnaar wordt gevraagd, is heel klein. Het zal nog lang duren voordat zij de bestuurslaag bereiken.’

‘Als collega’s
halen we elkaar
uit onze bubbel’

Dat herkennen de directeuren van het OSB en het Hugo de Groot. ‘Bij de werving van een nieuw MT-lid zou ik bij gelijke geschiktheid zeker de voorkeur geven aan iemand met een andere achtergrond,’ stelt Perdaan. Knook geeft toe: ‘Daarin zou ik heel graag meer een voorbeeld willen zijn. Dat gaat ook zeker komen, want die groep emancipeert zich ook, maar ik sta nu al te trappelen om ze binnen te halen.’

 

Meer bronnen:

Mustafa Can (2017). Toekomst voor de niet-westerse leraar in opleiding, MA-thesis Radboud Universiteit.

 

Meer kleur voor de klas
 

Luister ook de aflevering Meer kleur voor de klas uit de podcastserie Buiten de Krijtlijnen.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2022.

Click here to revoke the Cookie consent