Kwart voor negen. In het practicumlokaal is het doodstil, als het geluid van een inkomende tweet klinkt. Gegeneerd moffelt een jongen zijn mobieltje in zijn tas. Naast hem zit Tjibbe. Door zijn oordopjes totaal afgesloten van de buitenwereld. ‘Kan dat apparaat nog méér?’ vraagt docent Francine Behnen, geïnteresseerd wijzend richting net weggestopte gsm. De jongen schrikt. ‘Ik gebruik het alleen voor muziek’, zegt hij verlegen. ‘Je kunt er dus geen foto’s mee maken? Voor het practicum?’
Het is voor leerlingen een behoorlijke cultuurschok als ‘spelen’ met je mobieltje tijdens de les ineens verplicht wordt. Ook leraren weten zich soms geen raad, want de afspraak op het Bogerman in Sneek is dat mobieltjes in de tas blijven. Toch, soms mogen ze er uit. Althans, bij de les van mevrouw Behnen. Ze is docent biologie/anw/technasium, ontwikkelt digitaal lesmateriaal en was jarenlang projectleider bij de invoering van ict-toepassingen op school: leren op afstand met behulp van videoconferencing, het digitale schoolbord en werken in een elektronische leeromgeving (ELO). Haar collega’s kregen onderzoeks- en ontwikkeluren en externe ondersteuning.
Sinds 2005 werkt de christelijke scholengemeenschap, vier vestigingen en 2250 leerlingen, met een ELO. Dit is een virtuele ruimte waar docenten lesmateriaal neerzetten en leerlingen bijvoorbeeld opdrachten inleveren of oefentoetsen maken. Een op de zes lokalen heeft sinds 2007 een digitaal schoolbord. De sectie wiskunde was nauw betrokken bij de introductie van deze digiborden. Sinds dit voorjaar werken alle docenten er consequent mee. Middenmoters en twijfelaars lieten zich in de loop van drie jaar overtuigen door bewezen meerwaarde in een pilot. Zij fungeren nu als pleitbezorgers voor andere secties door hun positieve ervaringen met digiborden te delen.
Wat blijkt? De motivatie voor wiskunde daalt bij leerlingen in de loop van het jaar minder dan voorheen. Na afloop van een les schrijven docenten de aantekeningen op het bord weg naar een pdf en plaatsen dit op de ELO. Leerlingen zijn enthousiast, ze kunnen de uitwerkingen van sommen thuis rustig bekijken. Bovendien onthouden ze het geleerde beter door de naslagfunctie, omdat visueel gepresenteerd materiaal beter beklijft. Hoewel de prestaties (vooralsnog) niet omhoog gaan, is vakinhoudelijk en didactisch toch een slag gemaakt, zegt Behnen. ‘Een wiskunde-docent illustreert nu binnen twee minuten een complex principe, dat voorheen meer tijd kostte.’
Toch laten niet alle collega’s zich zo snel overtuigen. ELO en digibord roepen ook weerstand op. Leraren ervaren druk als zij stof behandelen op de niet traditionele manier. Bereid ik leerlingen voldoende voor? Is hun kennis op het gewenste niveau aan het einde van de rit? Ze vinden het lastig om didactiek, vakinhoud en ict-kennis te integreren. Behnen onderzoekt daarom nu hoe TPACK behulpzaam kan zijn bij ict-integratie. TPACK (Technological Pedagogical Content Knowledge) is een model voor integratie van ict in het onderwijs en stelt dat de docent drie gebieden, namelijk ict, didactiek en vakinhoud, zorgvuldig op elkaar moet afstemmen. Van dit model zijn een spel afgeleid en een overzicht van webactiviteiten. Docenten kunnen in kleine groepen het TPACK spel spelen. Behnen: ‘Het spel is zó simpel dat je denkt: waarom heb ík dat niet bedacht? Het laat je afstappen van regulier denken, het maakt je even stil en vervolgens barst de creativiteit los. Een leraar ckv wil bijvoorbeeld een bezoek aan een poppenhuistentoonstelling koppelen aan ict: door het kaartje ict te verbinden met de kaartjes didactiek en vakinhoud ontstaat het idee van een virtueel poppenhuis gelinkt aan sociale media waarin alle betrokkenen een kamertje krijgen. Binnen een kwartier staat de lessenserie.’
Succesvol gebruik van ict op het Bogerman blijkt niet alleen afhankelijk van het overtuigen van docenten. Ook betrokkenheid van de schoolleiding is belangrijk. Een gezamenlijke visie op onderwijs van docenten en schoolleiding en de rol van ict daarin is noodzakelijk voor een succesvolle integratie. ‘Leraren moeten werken vanuit bezieling. Met de innovaties proberen we te prikkelen en te verleiden zodat ze vanuit hun eigen overtuiging ict integreren in hun lessen. Hiervoor zetten we de positieve ervaringen in van docenten die al zo ver zijn.’ Behnen citeert uit de casestudie van Suzanne Schut Verantwoordelijkheden van schoolleiders bij de integratie van ICT in de transformatiefase, 2010. Zij voegt daaraan toe: ‘Leren is een actief, constructief proces. Door de succesvolle ict-ervaringen van collega’s leren docenten dat ict hun onderwijs kan versterken, uitbreiden of vernieuwen. Maar schoolleiders kunnen zo’n proces ook belemmeren. Crux is misschien wel dat docenten hun eigen leerprocessen moeten doormaken. Ze moeten daarin gesteund worden door leidinggevenden. Maar als die te enthousiast worden en te voortvarend zijn, kunnen ze die leerprocessen van docenten teniet doen. Dat is een ingewikkelde spagaat.’
Het Bogerman is nu zeven jaar verder. De school is toe aan de volgende stap: institutionalisering. Gewenning, ervaring en de goede voorbeelden van collega’s zijn noodzakelijke ingrediënten gebleken voor een gezamenlijk leerproces. Een docent Nederlands stelde zijn mening bij toen hij bij een collega zag dat het digitale schoolbord helpt bij het schrijven van een goede tekst. Een docent klassieke talen zweert bij het bord en gebruikt het bij verbuigings- en vervoegingsvormen in Griekse teksten. Ook het feit dat het werk van leerlingen verbetert, is motiverend voor docenten. Behnen ziet bijvoorbeeld betere onderzoeksverslagen. ‘Elektronisch ingeleverde verslagen bespreek ik klassikaal. Vervolgens kijken de leerlingen via de ELO elkaars werk na, verbeteren het en leveren de boel opnieuw in. Ze kunnen zo functioneel bij elkaar “afkijken”. Ze verbeteren elkaar voordat ik de definitieve versie nakijk. Dat scheelt mij tijd.’ En welke leraar vindt dat nou geen voordeel?
Behnen is benieuwd of institutionalisering lukt: ‘Uit onderzoek van Rikkerink en Verbeeten (Leiding geven aan lerend vernieuwen, 2011) blijkt dat het geen zin heeft om docenten te stimuleren veranderingen in de lespraktijk in te voeren als tegelijkertijd tradities in scholen (roosters, klassen, leerjaren, administratiesysteem, aanschaf boeken) in stand blijven die de wenselijke veranderingen frustreren. De komende jaren worden spannend. Er zal een wisselwerking tussen praktijk en beleid op gang moeten komen, waarbij kleine veranderingen in de lespraktijk als gevolg van intensiever gebruik van ict verankerd moeten worden in beleid. Dat beleid moet uitgevoerd worden en daarop hoort toezicht. Pas als dat tot stand is gebracht komt er weer ruimte voor een volgende, blijvende verandering.’
1. De aanpak en ondersteuning zijn geleidelijk
2. Ict sluit aan bij de opvattingen die een leraar over onderwijs heeft
3. De leraar voelt zich vertrouwd met ict en kan ermee omgaan
4. De leraar is ervan overtuigd dat ict meerwaarde heeft
5. Er is leiderschap
Bron: Vier in Balans monitor 2011
Meer informatie over TPACK, het spel en webactiviteiten vind je hier. Meer informatie over webactiviteiten is hier te vinden.
Dit artikel verscheen in de special Ict in de praktijk. Deze special is gemaakt in opdracht en met financiële bijdrage van Kennisnet.
1 ICT
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven