Er is een wildgroei aan ‘hippe’ schoolconcepten waarvan niet duidelijk is of het onderwijs er beter van wordt. Zo vatten veel kranten de waarschuwing van de Onderwijsinspectie samen uit het meest recente Onderwijsverslag (zie kader Wat de inspectie echt zegt over vernieuwingsscholen). Het leverde een verhit debat op waarin zelfs onderzoekers zich mengden: in Didactief verdedigden Guuske Ledoux en Monique Volman de vernieuwingsscholen die zij onderzoeken.
Patrick Sins is lector vernieuwingsonderwijs aan de Saxion Hogeschool in Deventer en de Thomas More Hogeschool in Rotterdam. Ook hij las de kritische noten van de inspectie. ‘Maar, zegt Sins, ‘laten we niet alle vernieuwingsscholen over één kam scheren. Juist traditionele vernieuwers als jenaplan, dalton en montessori doen wel aan systematische evaluatie met scholen die elkaar bezoeken en aan de hand van een beoordelingskader zelfevaluaties schrijven en op basis hiervan feedback geven. Nieuwelingen – vaak standalone scholen – doen dat nog lang niet allemaal.’ Als voorbeeld geeft Sins de inmiddels verguisde iPadscholen, die eigenlijk experimenteerden zonder op voorhand te weten wat het effect van hun interventie was. ‘Het is natuurlijk riskant om een vernieuwing in te voeren, zonder van te voren je didactisch model omschreven te hebben. Bij de iPadscholen stond de tool centraal.’
Zeker, er is in het verleden wel reden geweest tot zorg, beaamt Sins. Hilde Steenbergen toonde bijvoorbeeld in 2009 aan dat vrijescholen vergeleken met reguliere vo-scholen op cognitieve uitkomsten lager scoren. Zo waren niet alleen de rekenprestaties op vrijescholen fors lager, maar was ook de toegevoegde waarde van vrijescholen voor de Citotoets tekstbegrip Nederlands en de toets algemene vaardigheden basisvorming lager. Winst op niet-cognitieve onderwijsdoelen was niet zo eenduidig: Leerlingen op vrijescholen scoorden hoger op onder meer autonomie, academisch zelfbeeld en de relatie met docenten, maar lager op extraversie, ordelijkheid en emotionele stabiliteit.
Maar de afgelopen jaren heeft een landelijke taskforce vanuit de Vereniging Vrije Scholen (124 aangesloten scholen voor po en vo) er hard aan getrokken. Sins: ‘In het technische rapport van de inspectie lijken vrije scholen nu gelijk te scoren als traditionele.’
De inspectie was wel erg kritisch over montessori-vo-scholen in het laatste Onderwijsverslag. Hoe verklaart Sins dat? ‘Ze kregen inderdaad relatief vaker het oordeel (zeer) zwak. Maar op de overige maten (zoals eindexamen) scoren montessorileerlingen niet anders dan andere scholen. Verder laat onderzoek van Ruijs zien dat montessorileerlingen in het vo gemiddeld niet beter of slechter presteren op schoolprestaties (gemiddeld cijfer, onderwijsniveau, voldoende voor de vakken Engels, Wiskunde, Nederlands).’
In internationaal onderzoek doet montessorionderwijs (160 po- en vo-scholen erkend door de Nederlandse Montessori Vereniging) het van oudsher beter, volgens Sins. ‘In een experimentele studie in de VS tonen Lillard en Else-Quest aan dat leerlingen op montessorischolen in het begin en aan het eind van het basisonderwijs beter presteren op cognitieve en niet-cognitieve opbrengsten dan leerlingen op reguliere basisscholen. Een recente en meer omvattende studie van Lillard bevestigt die positieve bevindingen. Leerlingen uit de onderbouw van het montessoribasisonderwijs laten meer ontwikkeling zien op executieve functies, lezen, rekenen, woordenschat en sociale competenties. Dohrman toont ook nog aan dat leerlingen van montessoribasisscholen in het vo beter presteren in met name de bètavakken in vergelijking met een leerlingen van reguliere scholen.’
Onderzoek naar de overige drie traditionele vernieuwingsscholen, freinet-, jenaplan- en daltononderwijs, is schaars. Uit een eerste studie van Sins cum suis die in 2015 in Pedagogische Studiën verscheen, bleek wel dat daltonleerlingen vergeleken met leeftijdgenoten op reguliere scholen vergelijkbare leerresultaten haalden en goed scoorden op burgerschapscompetenties.
Binnen zijn lectoraat voert Sins momenteel een praktijkonderzoek uit waarin hij verhalen ophaalt bij stamgroepleiders van jenaplanscholen en zo zoekt naar aspecten die volgens hen bijdragen aan het bevorderen van een ondernemende houding bij leerlingen.
Wat de inspectie echt zegt over vernieuwingsscholen
Het aantal vernieuwingsscholen is de afgelopen tien jaar enorm gestegen, concludeert de Onderwijsinspectie in het meest recente Onderwijsverslag (zie figuur 1.2a). Het gaat dan om scholen met een specifiek pedagogisch-didactisch concept en scholen met extra aanbod voor bepaalde vakken – zoals technasia en cultuurprofielscholen. SegregatieHet waarom van de vernieuwing is de inspectie niet altijd duidelijk, maar ze heeft wel een suggestie, versterkt het misschien vooral de concurrentiepositie van de school? De stijging van de leerlingenaantallen op scholen met een concept of profiel, geeft in ieder geval voeding aan deze theorie. Zo blijkt uit het Onderwijsverslag dat het aantal leerlingen op vrijescholen, op scholen met een internationaal karakter, op technasia en op categorale gymnasia sterk gestegen is. En daarmee de segregratie, want conceptscholen trekken een specifieke groep leerlingen, met name in de steden. Bij profielscholen wisselt het beeld, sommige doen de segregatie afnemen, andere doen haar juist toenemen. Leerlingen van montessori-, jenaplan- en vrijescholen hebben gemiddeld hoger opgeleide ouders dan het landelijk gemiddelde. Vrijescholen hebben daarnaast ook minder leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond. Ook tweetalig onderwijs en technasia versterken de segregatie. Wetenschapsoriëntatie Nederland (WON), Havisten competent of Topsport Talentscholen verminderen haar juist. Daltonscholen, vooral in het vo, hebben meer leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond. brengt extra aanbod regelmatig meer kosten met zich mee dan reguliere vormen van onderwijs.
KwaliteitNiet alleen is de inspectie kritisch over de segregatie, ook bij de onderwijskwaliteit op vernieuwingsscholen zet ze vraagtekens: ‘er (wordt) niet altijd verantwoord geïnnoveerd. (..) Regelmatig zien inspecteurs innovaties die niet kansrijk zijn, in een enkel geval gaat het zelfs om bewezen ineffectieve innovaties. (..).. wordt de aanwezigheid van effecten verondersteld op basis van theorie, of evaluaties worden onder een zeer beperkte groep docenten of leerlingen gehouden.’ De vraag of een vernieuwing ook een verbetering is, blijft dan onbeantwoord. Het Onderwijsverslag laat zich hier vooral lezen als een waarschuwing, want keihard uit de bocht gelopen zijn de vernieuwingsscholen nog niet. In het po kregen conceptscholen de afgelopen acht jaar niet vaker het oordeel (zeer) zwak dan andere scholen. In het vo was dat wel het geval, vooral bij montessorischolen. Ook profielscholen voor Ondernemend Leren op de havo en het vwo scoorden vaker (zeer) zwak. De boodschap van de inspectie is genuanceerder dan ze in de pers kwam. Innoveer voorzichtig, zegt ze, zet kleine stapjes, monitor tussendoor en evalueer na een tijd. Bijna de helft van de vernieuwingsscholen monitort de voortgang van leerlingen nu of evalueert de effecten van het profiel of concept, maar de kwaliteit van die onderzoeken laat nog vaak te wensen over. Scholen hebben bovendien niet altijd hun ‘eigen doelen’ goed in beeld en of ze die doelen ook halen. |
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven