Onderzoek

Samenwerkingskracht

Tekst Filip Bloem
Gepubliceerd op 23-09-2016 Gewijzigd op 23-01-2017
Beeld Shutterstock
Door de economische tegenwind van de laatste jaren hebben mbo'ers het niet altijd makkelijk op de arbeidsmarkt. Een aantal nieuwe initiatieven moet de afstemming van het beroepsonderwijs met het bedrijfsleven verbeteren.

'De studenten brengen schwung in onze zaak,' zegt Japke van Groning, hoofd P&O van De Vries Scheepsbouw in Makkum, gespecialiseerd in super-de-luxe jachten van soms wel honderd meter lang. Van heinde en verre weten de gefortuneerden der aarde de weg naar Makkum te vinden, maar scheepsbouw is niet het enige terrein waarop De Vries uitblinkt. Begin maart werd het bedrijf, waar ruim tweehonderd mensen werken, verkozen tot beste leerbedrijf van Nederland. Die uitverkiezing heeft het te danken aan de zorgvuldige begeleiding en de vele mogelijkheden die de studenten geboden wordt. In de eigen bedrijfsschool krijgen zij twee dagen per week les van docenten van het nabijgelegen roc Friese Poort en daarnaast kunnen ze worden ingezet bij elke stap die bij de bouw van een superjacht komt kijken, van het spuiten van metalen platen tot timmerwerk. Zo doen de studenten ruime ervaring op in een sector waarin Nederland internationaal nog steeds toonaangevend is en die goede toekomstperspectieven heeft.

Hoe meer praktijk, hoe beter
Zulke praktijkervaring blijkt vaak de sleutel naar vast werk, vertelt Ruud Baarda van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), een in 2012 opgerichte stichting waarin beroepsonderwijs en bedrijfsleven nauw samenwerken. Hoewel het ergste achter de rug lijkt, ligt de jeugdwerkloosheid in Nederland nog steeds boven de vijftien procent. Vandaar dat het arbeidsmarktperspectief de laatste jaren een steeds belangrijker criterium is geworden in het mbo. Sinds 2008 mogen scholen alleen opleidingen aanbieden met voldoende kans op een baan en worden ze meer en meer verplicht hun studenten goed voor te lichten over hun beroepsvooruitzichten. Dat valt niet altijd mee, want de arbeidsperspectieven van mbo'ers fluctueren snel en verschillen sterk per opleiding. Zo hebben volgens onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht mensen die op dit moment aan opleiding tot apothekersassistent beginnen straks een goede kans op baan, terwijl de toekomst voor ict'ers een stuk minder rooskleurig is. Ook regionaal zijn er grote verschillen. In het noord-westen van Nederland is er voor een netwerkbeheerder veel werk, terwijl in het oosten van het land de perspectieven ronduit slecht zijn. Maar dat kan zo weer anders zijn. 'Denk aan de kinderopvang,' zegt Marije Hulsbosch, woordvoerder van de MBO Raad. 'Niet zo lang geleden was dat een bloeiende sector, maar nu de kinderopvangtoeslag gekortwiekt is staan veel mensen op straat.'

Ondanks de grote verschillen per opleiding en regio valt er wel een aantal trends te signaleren. Zo loont het volgens Baarda nog steeds om op een zo hoog mogelijk niveau te studeren. 'Niet alleen heb je dan meer kans op een baan, ook is het gemiddelde salaris hoger.' Hetzelfde geldt voor studenten die in het mbo een zogeheten beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen, waarbij ze drie à vier dagen per week bij een leerbedrijf werken en daarnaast les krijgen. Bbl'ers doen het beter op de arbeidsmarkt dan studenten die een beroepsopleidende leerweg (bol) volgen, dat bestaat uit onderwijs op school aangevuld met stages.

Mbo'ers snel aan de slag
Ruim baan dus voor bbl-opleidingen zou je zeggen, maar zo eenvoudig werkt het niet, want door de economische tegenspoed is het aantal leerplekken beperkt. In normale tijden ligt de verhouding bol/bbl op zo'n 65/35, vertelt Baarda, nu is dat rond de 80/20. Jammer, vindt ook Hulsbosch, maar wel begrijpelijk. 'In tijden van crisis is een bedrijf natuurlijk vooral bezig overeind te blijven. Investeren in leerplekken heeft dan even geen prioriteit.' Toch wil ze graag gezegd hebben dat mbo'ers het in het algemeen goed doen op de arbeidsmarkt. 'In economisch normale tijden komen negen van de tien mbo'ers snel aan de slag. Dat is lang niet slecht.' Ze verzet ze zich dan ook tegen het beeld dat het mbo nog steeds zogeheten 'pretopleidingen' kent waar in de praktijk nauwelijks behoefte aan is. 'Welke zijn dat dan? Nagelstyling? Daarvan is de toelating streng gebonden aan het aantal stageplekken.' Of wat te denken van een dansopleiding? 'Daar worden maar heel weinig mensen voor toegelaten en die vinden later bijna allemaal een baan in de culturele sector of showbizz.'

Aan dezelfde kant
Veel van de vooroordelen komen volgens Hulsbosch voort uit een simplistisch beeld van de arbeidsmarkt. 'Een samenleving is niet een soort voorraadkast waar je net dat blikje werknemers uit kunt pakken dat je op dat moment nodig hebt. Neem de zorg, waarvan duidelijk is dat er personeelstekorten aankomen. Eigenlijk zou je nu al extra moeten gaan opleiden, maar daar is geen sprake van in een tijd waarin er juist bezuinigd wordt op de zorg.' Wel onderkent ze dat er een acuut tekort is aan technisch getraind personeel en de MBO Raad steunt dan ook het Techniekpact, een initiatief van scholen en werkgevers om technische opleidingen aantrekkelijker te maken. Maar voor alles wil Hulsbosch benadrukken dat beroepsonderwijs en bedrijfsleven niet tegenover elkaar moeten staan. 'We staan aan dezelfde kant, alleen samen kunnen we de aansluiting van onderwijs naar werk verbeteren.'

Hoopvolle ontwikkelingen
Juist op dat laatste terrein ziet Ruud Baarda de laatste tijd een paar hoopvolle ontwikkelingen. 'Wat echt nieuw is: sinds kort zijn onderwijs en bedrijfsleven het eens over de indicatoren waarmee de aansluiting gemonitord moet worden. Het gaat dan met name om drie vragen: hoeveel mbo'ers vinden er na het verlaten van school werk, op welk niveau is dat, en is het in de branche waarvoor ze zijn opgeleid? 'Om in te schatten of iets goed of niet goed loopt, moet er wel consensus zijn over hoe je dat gaat meten. Dat is nu het geval.'
Ook is Baarda positief over de adviescommissie doelmatigheid die de minister van OCW op verzoek van SBB gaat instellen. Deze commissie - met kopstukken uit onderwijs, bedrijfsleven, maar ook onafhankelijke leden als wetenschappers - zal de minister adviseren maar wordt ook een soort geschillencommissie. 'We zien het liefst dat scholen en bedrijven met elkaar in gesprek gaan als er verschil van inzicht is over het opleidingsaanbod. Maar als ze er samen niet uitkomen, kunnen ze bij deze commissie terecht.'

Meer keuze, meer kansen
Een derde nieuwe ontwikkeling zijn de keuzedelen in het mbo, die het mogelijk maken om opleidingen meer op regionale behoeftes toe te snijden. Denk aan grensregio's als Limburg, zegt Baarda, waar op heel veel gebieden intensieve contacten met Duitsland bestaan. 'De opleidingen daar kunnen keuzevakken Duits gaan aanbieden.' En in Zuid-Holland, waar het Westland met al zijn kassen zit, komt het keuzedeel 'geavanceerde technische installatietuinbouw' eraan.

Ook Hulsbosch is enthousiast over de toegenomen keuzemogelijkheden, zeker omdat met keuzemodules sneller kan worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen. 'Als je in een kwalificatiedossier gaat vastleggen wat studenten van een bepaalde opleiding allemaal moeten kunnen en kennen, duurt het nu zes tot acht jaar voordat de eerste diploma's worden uitgereikt. Dat is te traag in deze tijd.' Volgens trendanalyses heeft de werknemer van de toekomst vooral kortlopende contracten en blijft hij zijn leven lang leren. Een dynamische arbeidsmarkt waar state-of-the-art kennis en vaardigheden gevraagd worden, daar moet de mbo'er van 2025 op zijn voorbereid. Bij innovatieve bedrijven als De Vries Scheepsbouw kunnen studenten van nu al voor een voorproefje terecht.

Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Mbo in the spotlight, mei 2015. Deze special is gemaakt op initiatief van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs en het Kohnstamm Instituut.

 

    Bronvermelding

    1 Mbo in the spotlight

    Click here to revoke the Cookie consent