Onderzoek

Ralfi helpt in sbo

Gepubliceerd op 09-10-2005 Gewijzigd op 27-10-2016

'Ik ga best vaak naar de bieb en dan neem ik boeken mee.' De elf-jarige Jan Dirk zegt het terloops, maar er gaat een wereld van herwonnen zelfvertrouwen achter schuil. Net als Rob en Mees (eveneens elf jaar oud) boekte hij de afgelopen achttien maanden opzienbarende vooruitgang met technisch lezen. De drie leerlingen van de reformatorische Ds. Detmarschool voor speciaal basisonderwijs in Ede deden op hun school mee aan een pilot van het project Lees Impuls Speciaal Basisonderwijs, afgekort LISBO (zie ook pagina 6). Kenmerkend voor dit project zijn de concrete en hoge doelen. LISBO streeft ernaar dat de leesresultaten van negentig procent van de deelnemende leerlingen minimaal twee avi-niveaus per jaar stijgen. Het idee is dat hoge verwachtingen in combinatie met een goede, systematische aanpak tot betere resultaten leiden. Anders gezegd: wie te weinig verwacht, bereikt ook weinig. Het technisch lezen dient als aangrijpingspunt, omdat onderzoek uitwijst dat vlot technisch lezen cruciaal is voor het begrijpend lezen. Deelnemende scholen kunnen kiezen uit drie methodieken, waarvan er een speciaal bestemd is voor de tien procent zeer zwakke lezers in het speciaal basisonderwijs. De Ds. Detmarschool koos deze Ralfi-methode.

Ralfi
Kort samengevat houdt Ralfi het volgende in. Kinderen bij wie de leesontwikkeling langdurig stagneert, lezen en herlezen (R = repeated) per schoolweek vier- of vijfmaal dezelfde korte tekst. De leerkracht geeft intensieve ondersteuning (A=assisted), zodat de leerlingen erop kunnen vertrouwen dat het lezen nooit moeilijk wordt. Eerst leest de leerkracht de tekst hardop voor, vervolgens lezen de leerlingen in koor (om de drempel te verlagen) en daarna lezen ze in tweetallen. Zodra een leerling aarzelt, zegt de leerkracht of medeleerling het woord voor. Dit voorkomt dat leerlingen zichzelf een woord onjuist of onduidelijk inprenten of het woord gaan spellen. Dat draagt namelijk weinig bij aan de automatisering van het leesproces. Jan- Dirk: 'Vroeger moest je letter voor letter spellen als je een woord niet snapte. Daar leer je wel van, maar het gaat langzaam.' Mees: 'Bij Ralfi zegt de juf het woord mee als je het niet snapt. En ze verbetert als je een fout maakt. Dat is niet leuk, maar je kunt wel doorlezen.'

De teksten passen bij de leeftijd van de leerlingen en zijn op minimaal avi 7-8-niveau (L = level). Werken met relatief moeilijke teksten blijkt in combinatie met voldoende ondersteuning gunstig voor de leesontwikkeling van zwakke lezers. De leerlingen zijn er trots op dat ook zij nu serieuze teksten lezen. De inhoud boeit hen en de moeilijke teksten zijn goed voor hun woordenschat. Jan-Dirk: 'Vroeger lazen we heel makkelijke verhaaltjes. Die sloegen nergens op.' Mees: 'Aan het eind kende je ze gewoon uit je hoofd. Nu lezen we heel andere dingen. Terdege junior en zo.' Rob: 'En echt mooie boeken voor thuis, zoals Kameleon. Je ziet heus nog wel eens woorden die heel moeilijk zijn....' Mees: '...maar die ga je wel proberen.' De leerlingen krijgen steeds direct feedback (F = feedback). Niet alleen op fouten, maar vooral ook op hetgeen goed gaat. Met evaluerende vragen maakt de leerkracht de leerlingen bewust van hun vorderingen: word je nog moe van het lezen? Wat vind je makkelijk om te lezen, wat moeilijk en waarom? Rob: 'Niet de moeilijke, maar de makkelijke, korte woorden sla ik over.' Mees: 'Ja, je gaat snel lezen en dan vergeet je ze.' Rob: 'Eigenlijk zijn de makkelijke woorden moeilijk en de moeilijke woorden makkelijk. Met Ralfi zitten de moeilijke woorden gelijk in je hoofd. Die vergeet je niet meer.'

Tijdens het lezen praten leerkracht en leerlingen met elkaar over de inhoud (I = interactie). Met hardop denken en open vragen nodigt de leerkracht de leerlingen uit te praten over de 'boodschap' van de tekst. Ook dat draagt bij aan beter begrip, woordenschatontwikkeling en vlotter herlezen. Af en toe geeft de leerkracht bij meerlettergrepige woorden wat decodeer-instructie. (I = instructie). Ook worden enkele onbekende woorden systematisch aangeleerd. Maar veruit de meeste tijd gaat op aan lezen, lezen en nog eens lezen, onder het motto: 'helpt het niet, doe het vaker!'

Ineffectieve opvattingen
Na twee jaar experimenteren is de Ds. Detmarschool razend enthousiast over de resultaten. 'Vóór Ralfi deden we natuurlijk ook van alles en soms hielp het', zegt intern begeleider mw. P. van den Bosch, 'maar nooit eerder gingen leerlingen zo vooruit.' Directeur P. Westerlaken: 'Eerst dacht ik dat het puur geheugentraining was. Maar leerlingen blijken de transfer te kunnen maken naar andere teksten.'

Volgens extern begeleider R. van der Garde van het Ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum (een landelijke schoolbegeleidingsdienst voor christelijke scholen op gereformeerde grondslag) rekent Ralfi af met een aantal ineffectieve opvattingen bij leerkrachten. 'Bijvoorbeeld dat lezen op te hoog niveau leerlingen frustreert. Dat herhalen saai is. Dat leerlingen per se zelf een woord moeten decoderen. Dat ze altijd zelf hun fouten moeten herstellen. Dat woordrijen ook voor dyslectische leerlingen effectief zijn. Noem maar op. Leesontwikkeling is veel ingewikkelder en minder voorspelbaar dan wij denken. Wat we wel zeker weten, is dat de motivatie groeit naarmate de faalangst afneemt. Dat moet je dus zien te bereiken.'

De school heeft inmiddels aardig zicht op wat er nodig is om Ralfi te laten slagen. Een gedegen introductie door een extern begeleider bijvoorbeeld. Op de Ds. Detmarschool werd de scholing (wat is Ralfi en hoe werkt het) verzorgd vanuit het LISBO-project. Het Kerstenonderwijscentrum verzorgde de begeleiding op de school. Directeur P. Westerlaken, 'Je hebt een steuntje in de rug nodig van iemand die precies weet hoe Ralfi in elkaar zit, want het werkt alleen als je alle principes consequent toepast. In het begin heeft de externe begeleider daarom een flinke vinger in de pap. Geleidelijk kan de interne coördinator de begeleiding overnemen.' Voor de directie is vooral een faciliterende en stimulerende rol weggelegd. Extern begeleider Van der Garde: 'De methodiek vraagt een flinke investering van tijd en menskracht en daartoe moet de schoolleiding bereid zijn. Aan twintig leerlingen ben je zo tien uur per week extra kwijt.'

Terugvallen
De sleutelrol is weggelegd voor degene die Ralfi in de school coördineert, meestal de intern begeleider. Directeur P. Westerlaken: 'Je moet een ib'er hebben die er echt voor wil gaan en die regelmatig in de groepen gaat kijken.' Voor leerkrachten blijkt het namelijk lastig om Ralfi goed te blijven uitvoeren. 'Het gebeurt niet met opzet, maar ze vallen snel terug in oude gewoonten', zegt P. van den Bosch. 'Het valt niet mee om collega's daarop aan te spreken, en toch moet dat. Zelf heb ik dat echt moeten leren. Het gebruik van objectieve observatieformulieren maakt het trouwens wel gemakkelijker.' Ook helpt het als de coördinator gepokt en gemazeld is in het aanvankelijkleesonderwijs, vindt locatiedirecteur Geneugelijk. 'Zo iemand weet uit ervaring al wat werkt.'

Natuurlijk voeren de leerkrachten de methodiek feitelijk uit. Zij moeten er achter staan en vooral ook goed weten waarom vlot lezen voor leerlingen belangrijk is en wat effectieve instructie is. Op de Ds. Detmarschool deden zes teamleden mee, ondersteund door twee onderwijsassistenten. Samen begeleidden zij in het eerste pilotjaar zestien en in het tweede jaar tweeëntwintig leerlingen. Intern begeleider Van den Bosch deed zelf ook mee. Komend schooljaar gaat de Ds. Detmarschool meedoen aan een Ralfi-verdiepingsproject voor leerlingen met ernstige dyslexie en werkt de school mee aan het verspreiden van de methodiek op reguliere basisscholen binnen het samenwerkingsverband. Zelf heeft de school besloten Ralfi tot onderdeel van het vaste aanbod te maken.

LISBO is een project van WSNS+ dat een plaats binnen het Masterplan Dyslexie heeft gekregen. Het project wordt gedragen door Anneke Smits (Hogeschool Windesheim), Ed Koekebacker (CED Groep), Joop Stoeldraijer (EDUX), Thoni Houtveen (ISOR/ Universiteit van Utrecht), Jantine Kuijpers (Universiteit van Utrecht), Jaap van Gilst (CPS) en Kees Vernooy (CPS).

Tekst Suzanne Visser

Dit artikel is afkomstig uit de Didactief-special 'Lezen' (oktober 2005).

Click here to revoke the Cookie consent