Onderzoek

Passend onderwijs vergt compromis

Tekst Annabel Vaessen, Cissy Pater en Rianne Exalto
Gepubliceerd op 13-05-2021 Gewijzigd op 27-09-2021
Beeld Tom van Limpt
Scholen professionaliseren dankzij passend onderwijs, maar leraren houden moeite met de complexere taken die erbij horen. Dat blijkt uit gesprekken van onderzoekers met tien samenwerkingsverbanden.


Wat is er volgens de praktijk vooral veranderd door passend onderwijs? Als onderdeel van de evaluatie passend onderwijs zijn van 2016 tot 2019 vijf samenwerkingsverbanden (swv’s) in het po en vijf in het vo gevolgd. In deze casestudies is gekeken naar alle aspecten van de invoering van passend onderwijs, om vanuit verschillende perspectieven zicht te krijgen op de gevolgen. De swv’s zijn jaarlijks bezocht en geïnterviewd.

Het laatste bezoek stond in het teken van reflectie: wat vinden directeuren, bestuurders, schoolleiders, leraren en ondersteuningscoördinatoren de belangrijkste veranderingen sinds de invoering van passend onderwijs? Twee veranderingen noemden zij vaak: meer professionalisering, maar ook een complexere taak voor leraren (zie kader op pagina 22).


Expertise in team

De meest genoemde verandering is toegenomen professionalisering: van leraren, maar ook van schoolleiders en ondersteuningscoördinatoren. Alle swv’s zien dit als een positieve ontwikkeling. Passend onderwijs stelt volgens veel swv’s hogere eisen aan onderwijsprofessionals in het omgaan met ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Door professionalisering proberen ze hieraan tegemoet te komen. Zo bieden scholen meer opleidingen en cursussen aan, vragen collega’s elkaar steeds vaker om advies en leren zij van elkaar. Ondersteuningscoördinatoren hebben een stevigere positie gekregen of er zijn (meer) orthopedagogen in scholen aanwezig. Ondersteuningscoördinatoren en orthopedagogen ondersteunen leraren die vragen hebben over de ondersteuningsbehoeften van een leerling, waardoor de leraar die kennis en expertise meeneemt en ook weer kan overdragen aan collega’s. Soms wordt dat ook een formele taak, zoals blijkt uit de ervaringen op een swv in het vo: ‘Omdat er veel leerlingen zijn met behoefte aan persoonlijke ondersteuning en de ondersteuningscoördinator dit niet meer kon opvangen, heeft een leraar de taak van gedragsspecialist gekregen. Hij heeft een opleiding gevolgd, met positieve gevolgen voor de leerlingen. Hij voert bijvoorbeeld korte gesprekken wanneer leerlingen de klas binnenkomen en verlaten, wat tot meer rust bij de leerlingen leidt. Daarnaast is hij voor enkele leerlingen een soort maatschappelijk werker, een luisterend oor. Mocht hij het idee hebben dat er hulpverlening nodig is, dan wordt dit met ouders besproken.’

Uit eerder onderzoek van de evaluatie passend onderwijs blijkt dat swv’s en schoolbesturen weinig hebben gestuurd op professionalisering, maar de bevraagde swv’s ervaren hierin wel vooruitgang.
 


Swv-directies focussen vaker dan leraren op positieve gevolgen van passend onderwijs (foto: Tom van Limpt)

 

Complexer, dus meer werkdruk

Een andere veelgenoemde verandering is de complexere taak van leraren. Met name de leraren zelf benadrukken dat ze, ondanks hun toegenomen deskundigheid, hun taak als complexer ervaren. Alle bevraagden ervaren dit als een negatieve verandering door passend onderwijs. Daarvoor noemen ze verschillende oorzaken, zoals meer leerlingen met gedragsproblematiek in de klas. Het kost leraren meer moeite om de rust te bewaken in een klas met meerdere leerlingen met (externaliserende) gedragsproblematiek.

Ook meer differentiatie speelt een rol. De leerlingpopulatie is volgens de swv’s diverser geworden in leerniveau en tempo, waardoor leraren meer moeten differentiëren. Leerlingen die bijvoorbeeld zijn teruggeplaatst uit het speciaal (basis)onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs zijn vaak minder zelfstandig en daardoor afhankelijker van de leraar.

 

Meer administratie kan ten koste gaan
van hulp in de klas


Tot slot wijzen de swv’s op nieuwe procedures en administratie. Zo moeten scholen sinds passend onderwijs een ontwikkelingsperspectief (OPP) opstellen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, en een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) bij een verwijzing naar speciaal onderwijs. Dat gaat volgens swv’s soms ten koste van ondersteuning in de klas. Vervolgens moeten zij deze documenten ook met onder meer de ouders bespreken. Dat doen interne begeleiders en ondersteuningscoördinatoren, maar ook leraren.

De toename in taken en de complexiteit leiden ertoe dat leraren meer werkdruk ervaren. Sommigen voelen zich onvoldoende toegerust en vinden dat ze tekortschieten. Daarnaast hebben leraren soms het idee dat verwijzingen naar het speciaal (basis)onderwijs minder mogelijk zijn. Zo vertelt een swv in het po: ‘Leraren ervaren passend onderwijs als een bezuiniging: minder leerlingen mogen naar het speciaal onderwijs verwezen worden. Hierdoor is volgens de leraren het aantal leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften in de reguliere klassen gestegen.’
 

                                                                Winst of verlies?

De bevraagde samenwerkingsverbanden (swv’s) noemden dertien veranderingen door passend onderwijs:

Positief:

  • Professionalisering.

  • Meer (goede) samenwerking binnen swv’s.

  • Groeiende bewustwording van wat mogelijk is voor deze leerlingen.

Positief en negatief:

  • Rol samenwerkingsverband.

  • Sterkere of zwakkere interne zorgstructuur.

  • Ouders meer betrokken of meer veeleisend.

Negatief:

  • Complexere taak voor leraren.

  • Meer leerlingen in speciaal (basis)onderwijs.

  • Meer en zwaardere gedragsproblematiek bij leerlingen.

  • Meer bureaucratie.

  • Leerlingen later verwezen naar s(b)o en vso.

  • Onderwijs moet problemen uit jeugdzorg oplossen.

  • Meer thuiszitters.



Knelpunten trekken aandacht

De genoemde veranderingen illustreren hoe belangrijk bij passend onderwijs de kennis en vaardigheden maar ook de attituden van leraren zijn. Sommige leraren in de casestudies voelen zich onvoldoende toegerust om leerlingen met ondersteuningsbehoeften te bieden wat zij nodig hebben, en staan dan ook niet te trappelen om die ondersteuning te bieden. Met name door de toegenomen complexiteit van hun taak en door de hogere ervaren werkdruk staan leraren niet altijd positief tegenover passend onderwijs.

 

‘Samenwerken én bezuinigen is een
slecht huwelijk’


Terugkijkend noemden leraren bij de neutrale, open vraag ‘Wat is er veranderd sinds passend onderwijs?’ meer negatieve dan positieve punten (zeven negatieve, drie positieve, zie kader). Wellicht nodigt de vraag uit om knelpunten te noemen, en dan met name een complexere taak, meer bureaucratie en problemen met verwijzen naar speciaal onderwijs. Het toont een nog weinig gunstige houding van leraren tegenover passend onderwijs. Naast aandacht voor professionalisering, is er binnen swv’s daar ook aandacht voor nodig.


Weet wie het zegt

De interviews hebben nog meer inzichten opgeleverd. Bijvoorbeeld dat het uitmaakt welke positie en functie een bevraagde heeft: iedereen oordeelt vanuit zijn eigen perspectief en komt tot een eigen mening. Daarin komen groepen vaak overeen, maar lang niet altijd. Zo valt op dat directeuren van swv’s vaker positieve veranderingen door passend onderwijs benadrukken, terwijl anderen vaker (ook) negatieve veranderingen noemen.

Sommige onderwerpen die volop leven in het debat over passend onderwijs, kwamen in de interviews juist amper naar voren. De rol van ouders bijvoorbeeld. Wat de swv’s daar wel over zeggen, is positief en negatief. Enerzijds vinden sommigen dat ouders sinds passend onderwijs meer betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kind, met name doordat leraren het OPP met ouders bespreken. Anderen melden juist dat ouders veeleisender zijn geworden, doordat de termen ‘passend onderwijs’ en ‘zorgplicht’ hoge – en soms onmogelijke – verwachtingen scheppen.

Daarnaast ligt het thema thuiszitters opvallend weinig op tafel. Een enkele keer wordt genoemd dat het aantal thuiszitters is toegenomen, maar ook dat er veel beter zicht is gekomen op het aantal thuiszitters binnen swv’s door een betere registratie en een actieve(re) aanpak. De positie van ouders en het thema thuiszitters zitten kennelijk niet ‘vooraan in het hoofd’ als je aan onderwijsprofessionals vraagt naar de invloed van passend onderwijs.

Daarnaast laten de casestudies zien dat er een spanning zit tussen wat swv’s willen bereiken en wat financieel mogelijk is. Vooral swv’s met een zogenoemde negatieve verevening (waarbij het swv stapsgewijs minder geld krijgt door de nieuwe verdeling van het landelijke budget voor zorgleerlingen) worstelen daarmee: ‘Dat besturen moeten samenwerken én moeten bezuinigen is een slecht huwelijk. Je zoekt met man en macht naar alle dingen die je wilt bereiken. Je probeert het allemaal inhoudelijk te doen, maar alles is ook áltijd financieel,’ aldus een swv in het vo.

Dit schetst maar weer eens dat bij passend onderwijs altijd een compromis moet worden gevonden tussen de brede verwachtingen die passend onderwijs heeft opgeroepen en de financiële kaders waar de praktijk het mee moet doen.

Annabel Vaessen, Cissy Pater en Rianne Exalto, Passend onderwijs in de praktijk deel 4. Casestudies in het primair en voortgezet onderwijs, ronde 2019. Kohnstamm Instituut/Oberon, 2020.


Dit artikel verscheen in Didactief, mei 2021.

Verder lezen

1 Het laatste woord?

Click here to revoke the Cookie consent