Wat was je beweegreden voor dit onderzoek?
‘Ik heb jaren lesgegeven in het vmbo. Daar zag ik dat leerlingen soms weinig vertrouwen hebben in hun eigen kennen en kunnen: “Dit kan ik niet, dus dat wordt nooit wat.” Dat zou hun keuzes voor een vervolgtraject aan het einde van het tweede leerjaar kunnen beïnvloeden. Ze maken wellicht keuzes vanuit negatieve overwegingen en hebben er weinig vertrouwen in dat dingen kunnen veranderen.’
Jij zegt liever dat inzet wel loont?
‘Ja, we weten inmiddels uit de hersenwetenschap dat ons brein plastisch is en we ons altijd kunnen blijven ontwikkelen. “Ik kan dat niet” is dus geen vaststaand gegeven. In plaats van te denken in een fixed mindset is het voor leerlingen vruchtbaarder te denken in een growth mindset, dus dat dingen te veranderen zijn. Met goede feedback kunnen leraren dit stimuleren.’
En doen leraren dat ook?
‘Ik heb 107 vmbo-docenten bevraagd. Ruim 39% had een fixed en ruim 32% een growth mindset, de rest vormde de zogenoemde in-between-groep. Nog best een grote groep denkt dus dat intelligentie vaststaat. En aangezien we weten dat verwachtingen van de leraar het leren van leerlingen bepalen, is dat reden tot zorg. Overigens had ik verwacht dat leraren met een growth mindset meer en betere feedback aan leerlingen zouden geven, maar tot mijn verbazing bleek dat helemaal niet zo. Ze gedragen zich dus niet altijd naar hun overtuiging dat leerlingen beter kunnen worden in hun vak. Ze zeggen bijvoorbeeld tegen een leerling: “Je hebt in elk geval goed je best gedaan.” Dat is positieve feedback op korte termijn, maar helpt een leerling niet verder. Bij ontwikkelingsgerichte feedback vraag je een leerling bijvoorbeeld hoe hij iets heeft aangepakt, kijk je samen waar het fout is gegaan, verken je alternatieve mogelijkheden of geef je hints hoe het beter kan.’
Je hebt ook bijna 500 vmbo-leerlingen bevraagd. Hoe denken zij over intelligentie?
‘Daar schrok ik eigenlijk wel van. De meerderheid, 54,6%, heeft een fixed mindset, 27% gelooft wel in ontwikkeling en de rest zit daartussenin. Uit interviews met ruim veertig groepen van vier leerlingen bleek overigens dat er wel nuances in zitten. Zo meenden nogal wat leerlingen dat “je kunt het of je kunt het niet” alleen geldt voor bepaalde vakken, zoals wiskunde of natuurkunde.’
Voor bètavakken moet je dus aanleg hebben?
‘Dat denken niet alleen sommige leerlingen, maar ook sommige leraren van bètavakken. Ze denken daarin bovendien nog rolbevestigend: jongens zijn beter in bèta dan meisjes. Wel waren de vrouwelijke bètaleraren in mijn onderzoek positiever over de mogelijkheden van meisjes om bètavakken te volgen dan hun mannelijke collega’s. Ik vind het jammer, we hebben zo veel geïnvesteerd om meisjes te stimuleren bèta te kiezen en dan leven die stereotypen toch nog onder leraren. Juist meisjes hebben bevestiging van leraren nodig, omdat ze, zo bleek uit mijn onderzoek ook weer, vaker onzeker zijn over hun eigen kunnen.’
Welke tips heb je voor leraren?
‘Probeer expliciet leerlingen ervan te overtuigen dat ontwikkeling mogelijk is. Daarbij is het woordje “nog” belangrijk. Als een leerling denkt dat hij iets toch niet kan, zeg dan: nee, je kunt het nog niet. Leg maar uit hoe het brein in elkaar steekt en dat leren altijd mogelijk blijft. En geef feedback waarmee leerlingen daadwerkelijk verder komen. Ga in op wat ze goed of fout doen, niet of ze goed of slecht zijn in iets. Er is nog genoeg werk aan de winkel. Ik geef les op een pabo en krijg daar ook van studenten te horen: onderzoek doen, dat kan ik nou eenmaal niet. Dan vertel ik ze over de plasticiteit van het brein en reik ik strategieën aan om het te leren.’
Emmy de Kraker-Pauw, Beliefs Behind Behaviour. A Mixed Methods Approach to Study Explicit and Implicit Beliefs of Teachers and Students. Proefschrift Vrije Universiteit, 2018.
Lees meer over bèta kiezen in het onderzoek van Annemarie van Langen uit hetzelfde nummer van Didactief.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven