Hirsi Ali’s voorstel kreeg geen Kamermeerderheid, mede omdat de PvdA, die aanvankelijk de motie had ondertekend, zich later terugtrok. Een tegenvaller voor Hirsi Ali, die met strengere regels de verspreiding van het moslimonderwijs aan banden wilde leggen. Volgens het VVD-kamerlid komen islamitische scholen de maatschappelijke integratie niet ten goede. Leerlingen op sommige moslimscholen zou een intolerante houding ten opzichte van vrouwen, homoseksuelen en joden worden bijgebracht. Aan de oprichting van islamitische scholen moesten daarom strenge eisen worden gesteld, vond Hirsi Ali. Zo wilde ze dat maximaal een kwart van de leerlingen allochtoon was. Verder mochten de leerlingen niet allemaal tot één etnische groep behoren, en moesten de leden van het schoolbestuur de Nederlandse nationaliteit bezitten. In het onderwijs moest de geschiedenis van Nederland, inclusief de holocaust, aan de orde komen, en de gelijkwaardigheid van seksen, seksuele voorkeuren en religieuze overtuigingen worden onderstreept. De motie stuitte echter op veel verzet. Hoewel Hirsi Ali en VVD-fractieleider Van Aartsen zeiden niet te willen tornen aan artikel 23 van de Grondwet, was het de meeste Kamerleden niet duidelijk hoe de maatregelen dan wel moesten worden uitgelegd. De VVD hield voet bij stuk: om harder op te treden tegen moslimscholen hoefde ‘alleen maar’ de Onderwijswet worden aangepast. Die aanpassing lijkt er vooralsnog niet in te zitten. De PvdA vond bij nader inzien dat de voorstellen niet alleen betrekking moesten hebben op bijzondere, maar op álle scholen. Nog voor het eind van het jaar zal de Kamer opnieuw over het islamitische onderwijs debatteren. Volgens premier Balkenende staat ook dan artikel 23 van de Grondwet niet ter discussie.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven