Steinerscholen, zoals vrijescholen in Vlaanderen doorgaans worden genoemd, geven les volgens de antroposofische opvatting van Rudolf Steiner. De ontwikkeling van hoofd (verstand), hart (gevoel) en handen (daad- en scheppingskracht) staat voorop. Op sommige punten botst deze visie met die van de Belgische overheid. In het verleden kreeg het vrijeschoolonderwijs toestemming om van de voorschriften af te wijken, maar in december heeft de politiek anders beslist.
Eindtermen zijn, net als in Nederland, minimale onderwijsdoelen waarvan de overheid bepaalt dat leerlingen ze moeten halen. Onlangs werden die in België veranderd, ze kregen een modern jasje. Vrijescholen in het vo zijn daarmee in de problemen gekomen. Negen van deze scholen zeggen volgens berichtgeving in de Vlaamse krant De Morgen dat er met die wijziging te weinig ruimte overblijft voor hun eigen pedagogische opdracht en vragen om een uitzonderingspositie. Maar de Vlaamse overheid heeft dit, na advies van de onderwijsinspectie en een commissie van experts, geweigerd.
Waar gaat het concreet om? Onder meer de volgorde van de geschiedenislessen staat ter discussie. De overheid heeft beslist dat de opbouw chronologisch moet zijn. Leraren geven in de eerste klas les over de prehistorie of klassieke oudheid en pas later over de Tweede Wereldoorlog. Maar het Steineronderwijs wil de leerstof afstemmen op de levensfase van de leerlingen en in het eerste jaar de ontdekkingsreizen behandelen. Dat onderwerp sluit beter aan bij de ‘woelige’ periode van de puberteit, zo staat op de website van de federatie steinerscholen. Het is nog niet duidelijk of de scholen (juridische) stappen zullen zetten. Eerst willen zij in gesprek met minister van Onderwijs Ben Weyts.
Niet te gedetailleerdAnders dan Nederland ziet België het onderwijs niet als ‘voorwerp van aanhoudende zorg’, schrijft onderzoeker Johan Lievens (2019) in zijn proefschrift naar onderwijsvrijheid in België. In de Belgische Grondwet krijgt de overheid op dat vlak een kleine rol. De eindtermen zijn de belangrijkste manier om de kwaliteit te controleren. In de Grondwet staat wel dat deze minimaal moeten zijn (niet te gedetailleerd) en ruimte moeten geven aan een ‘eigen pedagogisch project’. Anders wordt de onderwijsvrijheid geschonden. Lievens voerde het onderzoek uit in opdracht van de Onderwijsraad. |
De discussie in België is vergelijkbaar met wat zich enkele jaren geleden in Nederland afspeelde. Hier bestaan inmiddels meer dan honderd vrijescholen (cijfers factsheet vrijescholen.nl). Ook de Nederlandse onderwijsinspectie was niet altijd enthousiast over de manier waarop op deze scholen werd lesgegeven en er werden na jarenlang gedoogbeleid in de jaren negentig en 2000 opeens onvoldoendes uitgedeeld. Daarmee kwam aan het licht dat de inspectie en de vrijescholen allebei een andere definitie van onderwijssucces hanteerden. Inspecteurs letten op meetbare vaardigheden. Vrijescholen stellen vooral de persoonlijke ontwikkelingsweg centraal, zo valt te lezen op de website van de vrijescholen.
De afgelopen jaren hebben de vrijescholen in Nederland hard gewerkt om een goede balans te vinden tussen cognitieve opbrengsten en een pedagogische visie. Begin 2020 heeft geen van de antroposofische middelbare scholen in Nederland een onvoldoende, volgens de inspectie. In het basisonderwijs zijn er nog twee met een onvoldoende. Ook gaan steeds meer kinderen naar een vrijeschool. In tien jaar tijd is het aantal leerlingen met 46% gestegen, naar een totaal van dertigduizend (cijfers uit factsheet vrijescholen.nl) Een opvallende toename, aangezien het totaal aantal basisschoolleerlingen in Nederland de afgelopen jaren juist sterk is gedaald.
De discussie over Artikel 23 is ook in ons land voorlopig nog niet ten einde. Medio 2020 spreekt de Onderwijsraad zich uit over wat Artikel 23 betekent in deze tijd. De raad geeft dan ook advies over hoe de rol van de overheid er precies uit zou moeten zien.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven