Moet de doelmatigheid met het opleiden tot een beroep in het mbo voorop staan, terwijl bij havo/vwo veel meer om brede vorming gaat?
Nieuwenhuis: 'Jongeren van 16 tot 22 jaar in het mbo motiveer je met een beroepsgerichte opleiding. Een mbo'er wil een relatie zien tussen wat hij leert en wat hij daarmee in de praktijk kan doen. Die haakt af op de havo, waar hij dat verband niet ziet.'
Van der Meijden: 'Dit geldt natuurlijk niet voor alle mbo'ers. Breed ontwikkelen blijft belangrijk. Zo wil een flink aantal door naar het hbo en die studenten zijn gebaat bij een bredere aanpak.'
Veel studenten vinden na hun studie aan hbo of universiteit een baan die niets met hun studie te maken heeft. Hoe erg is het als een mbo'er wat anders gaat doen dan waarvoor hij is opgeleid?
Nieuwenhuis: 'Dat vind ik niet zo heel erg. Vaak hebben ze dan wel drie, vier jaar werkervaring en door de opleiding hebben ze een bepaald werk- en denkniveau opgedaan.'
Van der Meijden: 'Dat is helemaal niet erg, iedereen moet kiezen wat hij of zij interessant vindt. Studenten in het hoger onderwijs worden gevormd tot een bepaald 'denkniveau' en mbo'ers tot een specifieker beroep. Het zegt klaarblijkelijk iets over hoe de maatschappij tegen het mbo aankijkt: je wordt opgeleid tot vakman en als je klaar bent wil ik je met een busje zien verschijnen als ik bel.'
4 jaar is zo voorbij. Krijgen mbo-studenten wel genoeg tijd om te ontdekken wat ze leuk vinden?
Nieuwenhuis: 'De vraag is of het verstandig is dat we de keuze bij hbo- en universitaire studenten zolang uitstellen. Al dat gezoek naar hun innerlijke zelf en wat ze zouden willen, is volgens mij eindeloos. Op een bepaald moment moeten studenten doen wat er binnen hun mogelijkheden ligt. Het is goed dat zij op hun 21e, 22e aan het werk te gaan. Daarbij is een leven lang leren van belang. De enige zekerheid is dat ze over een aantal jaar in een andere context zullen komen.'
Van der Meijden: 'Voor hoger opgeleiden is het helemaal niet raar als ze na hun 22e beginnen met werken. Waarom worden mbo'ers veroordeeld tot een leven lang buffelen vanaf hun 21e? Mbo'ers weten - zoals elke tiener - vaak niet precies wat ze willen, terwijl ze worden 'gedwongen' vroeg een beroep te kiezen. Maar als niemand een aankomend elektromonteur laat zien hoe leuk Nederlands is, dan zullen ze het nooit weten.'
Het aantal begeleidde lesuren in het mbo is omhoog gegaan van 850 naar 1.000. Zit er op deze manier nog wel genoeg 'beroep' in het mbo?
Nieuwenhuis: 'Door in die uren meer aan taal en rekenen te doen, is het onderwijs aan het veralgemeniseren. Scholen klagen dat ze minder tijd overhouden voor de beroepsvorming in de praktijk. Het gevaar is dat je de elektromonteur op niveau-2 afschrikt voor de opleiding omdat hij geen voldoende voor Nederlands kan halen. Terwijl we die mensen graag aan onze verwarming willen laten werken.'
Van der Meijden: 'Het mbo moet zorgen voor een drievoudige kwalificatie: opleiden tot een beroep, doorstroom naar het hbo en vorming als burger. Natuurlijk moet het beroep worden meegenomen, maar die andere twee zaken ook. Dat kan als je het onderwijs efficiënt inricht.'
Er komen kwalificatiedossiers vanaf augustus 2015 waarin smalle opleidingen worden samengevoegd en studenten bovenop een basisdeel een specialisatie kiezen en vrije keuzeruimte hebben. Is dat een goede ontwikkeling?
Nieuwenhuis: 'Met de kwalificatiedossiers komt er een bredere opvatting van beroepsgroepen en dat is arbeidsmarkt-technisch heel handig. Daardoor kun je beter inspelen op fluctuaties op de arbeidsmarkt. En het is goed voor studenten die geen helder beeld hebben van hun toekomstige beroep. In de oude variant moesten ze direct weten dat ze elektromonteur wilden worden. Nu kun je binnen het opleidingsdomein techniek studenten bijvoorbeeld scholen in de basis van metaal, hout en ict, waarna ze zich specialiseren als timmerman, elektromonteur of op ict'er.'
Van der Meijden: 'Ik ben erg voor een bredere algemene basis, want er moeten altijd keuzes te maken zijn. Met de kwalificatiedossiers hoef je niet per se vroeg te kiezen, kun je zelf bepalen of je breed opgeleid wilt worden en welke specialisatie je wilt. Mits goed uitgevoerd, lijkt me dit een positieve ontwikkeling.'
Hoeveel mogen bedrijven te zeggen hebben over mbo-opleidingen?
Nieuwenhuis: 'Het zijn werkgevers en werknemers die samen definiëren wat een goede opleiding is en de minister adviseren. Bedrijven heb je daar heel hard voor nodig. Werkgevers komen zelf vaak ook uit het beroepsonderwijs en weten waar behoefte aan is. Je hoeft niet bang te zijn dat bedrijven een te grote vinger in de pap krijgen en een opleiding naar hun hand zetten. Het bedrijfsleven heeft geen belang bij mensen die te smal opgeleid zijn, want die zijn binnen een paar jaar ongeschikt.'
Van der Meijden: 'In bepaalde sectoren worden mbo-opleidingen gezien als veredelde bedrijfsopleidingen, in andere sectoren als bron van breed opgeleide, kneedbare werknemers. In grote ziekenhuizen willen ze verpleegkundigen die alles feilloos beheersen. Kleinere technische bedrijven wensen jongeren die kneedbaar zijn. Daar gaat het vooral om het aanleren van een beroepshouding. Voor beide is wat te zeggen. Natuurlijk moeten bedrijven vertellen hoe beroepen er bijvoorbeeld op lange termijn uitzien, maar er moet ook oog zijn voor andere doelen van het onderwijs.'
Loek Nieuwenhuis is lector Beroepspedagogiek bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en hoogleraar bij het Welten-instituut van de Open Universiteit.
Arjan van der Meijden is onderzoeker met specialisatie beroepsonderwijs bij het Kohnstamm Instituut.
Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Mbo in the spotlight, mei 2015. Deze special is gemaakt op initiatief van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs en het Kohnstamm Instituut.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven