Onderzoek

Maria Montessori (1870-1952)

Tekst Anne Burgers
Gepubliceerd op 07-05-2013 Gewijzigd op 24-08-2017
Maria Montessori vond dat leraren zich veel te veel bemoeiden met de ontwikkeling van kinderen. Laat ze ’t lekker zelf uitzoeken, dan komt het helemaal goed.

Van kleins af aan werd Maria Montessori, de enige dochter van rijke, Italiaanse ouders, door haar moeder gestimuleerd om haar grijze massa te gebruiken en een eigen carrière na te streven. Hoewel Maria’s conservatieve vader “slechts” een baan als lerares voor zijn dochter zag weggelegd – het vaste loopbaanadvies voor elke negentiende-eeuwse vrouw met ambities –, volgde de rebelse Montessori het advies van haar moeder op. Toen zij zesentwintig was studeerde ze af als kinderarts, en werd zo de eerste vrouwelijke dokter in Italië. 

Een paar maanden na haar afstuderen ging Montessori aan de slag in een ziekenhuis te Rome. Hier werkte ze met als gestoord gelabelde kinderen, die haar interesse in pedagogiek aanwakkerden. Door ze nauwlettend te observeren, kwam Maria erachter dat deze kids helemaal zo gek nog niet waren, maar dat ze geen kans hadden gekregen om zich te ontwikkelen. Het probleem van deze achterstand lag niet bij de kinderen, maar bij de volwassenen die geen goede omgeving boden, zo stelde de Italiaanse. 

In 1907 opende Montessori een school in een Romeinse achterbuurt, die bedoeld was om straatkinderen op te vangen. Inmiddels had ze een studie pedagogiek gevolgd, en onderzocht ze hoe kinderen leren en wat ze daarvoor nodig hebben. Maria ergerde zich groen en geel aan de materialen: de stoelen en tafels waren veel te groot voor de kleintjes, net als het schrijfgerei. Ze ontwikkelde spullen op miniformaat, zodat kinderen zelf aan de slag konden met schrijven, knippen en andere vaardigheden. Kinderen waren de vormgevers van zichzelf, geloofde Montessori, en werden niet als een fotorolletje door volwassenen ontwikkeld. De school had als taak om een optimale, ordelijke omgeving te bieden met alle nodige spullen en ruimte. Daarna moest een leraar wegwezen en observeren hoe leerlingen zelf al ploeterend, schrijvend, tekenend en rekenend aan hun onderricht werkten.

Montessori ontwikkelde met haar vele observaties van werkende en spelende kids een methode die de ‘natuurlijke’ ontwikkeling van het kind volgt, en die tot in detail voorschrijft wat kinderen in welke fase nodig hebben. Deze radicale blik op kinderontwikkeling sloeg in als een bom, en vijf jaar na de opening van Montessori’s prachtwijkschooltje, hadden bijna honderd Amerikaanse scholen al haar voorbeeld gevolgd.

Vanaf de jaren 1910 reisde Maria veel door Europa en de Verenigde Staten om haar methode aan de man te brengen, en zij liet Italië in 1934 definitief achter omdat ze Mussolini’s bemoeienis met haar onderwijs niet kon aanzien. Met name zijn plan om schooluniformen in te voeren schoot haar in het verkeerde keelgat, en in 1936 settelde Montessori zich met haar gezin in Nederland. Hier woonde ze tot haar dood in 1952. Ook in ons koude kikkerlandje gooide de signora italiana hoge ogen met haar methode, en inmiddels zijn er zo’n 160 basisscholen en twintig middelbare scholen als montessorischool erkend. Toch krijgt Maria Montessori niet alleen maar lof: critici vinden haar voorgeschreven regels en materialen veel te streng, en bovendien niet geschikt voor ieder kind. Desondanks is de ‘zelluf doen’-mentaliteit wijdverspreid, ook in het niet-montessoriaanse onderwijs, en daarom wordt deze pittige dame steevast tot de top van de onderwijspioniers gerekend.

Tekst: Anne Burgers

7 mei 2013

Lees alle artikelen uit deze serie in ons dossier Dode pedagogen.

Verder lezen

1 Dode pedagogen

Click here to revoke the Cookie consent