Interview

‘Leraren opleiden heeft een dubbele bodem’

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 02-04-2013 Gewijzigd op 28-08-2017
Leraren opleiden is een vak apart. Toch mag iedereen dat vak uitoefenen en dat is vreemd, vindt onderwijskundige en lerarenopleider Mieke Lunenberg. Samen met collega’s onderzocht ze de vele rollen van lerarenopleiders. ‘Het beroep is echt in ontwikkeling.’ 

Toen Mieke Lunenberg in 1988 bij de destijds kersverse lerarenopleiding van de Vrije Universiteit begon, had ze geen idee wat haar werk zou inhouden. ‘Ik heb samen met collega’s zelf het wiel uitgevonden. Je ontwikkelt dingen in de praktijk, leest veel en zo krijgt het beroep vorm.’ 

Hoe word je eigenlijk lerarenopleider?
‘Er is wettelijk niets geregeld. Dus het is een kwestie van solliciteren en zorgen dat je aangenomen wordt. Dat is natuurlijk raar: voor het beroep van leraar gelden, terecht, tal van eisen. En degene die hen het beroep leert, zou niets hoeven te kunnen?!’

Jullie hebben in een reviewstudie gekeken naar wat er over het beroep van lerarenopleider bekend is? Vertel eens.
‘Inderdaad. Het beroep van lerarenopleider was tot twintig jaar geleden niet erg in the picture, het is een relatief nieuw onderzoeksterrein. Vaak gaat het om lerarenopleiders aan universiteiten en hogescholen die onderzoek naar zichzelf doen vanuit de idee: we doen wel onderzoek naar leerlingen en leraren, maar wat houdt ons eigen werk eigenlijk in? Hoe kun je het beste leraren opleiden? Wij zetten in onze studie voor het eerst alle bevindingen op een rijtje.’

Is de beste lerarenopleider eerst zelf leraar geweest?
‘Dat komt in de praktijk wel vaak voor. Of dat ook altijd het beste is, is de vraag. Natuurlijk is het een groot voordeel als je je eigen praktijkervaringen mee kunt nemen. Het nadeel is dat je daarin kunt blijven steken. Je moet je onderwijs kunnen onderbouwen met kennis uit onderzoek.’ 

Is een lerarenopleider dan niet gewoon een leraar?
‘Ja en nee. Het gaat om zogeheten onderwijs geven van de tweede orde. Je vertelt mensen hoe ze leraar moeten zijn, maar je bent het tegelijkertijd zelf ook. Die dubbele bodem en het voortdurend zelf voorbeeld zijn is het specifieke van dit beroep.’ 

Hoe werkt dat in de praktijk? 
‘Net als alle leraren loop je als lerarenopleider aan tegen zaken als “waarom moet ik het elke keer weer uitleggen en begrijpen ze het nu nog niet” of “hoe krijg ik de groep aan het begin van de les stil?”. Het verschil tussen een lerarenopleider en een leraar is dat de eerste die zaken niet alleen meemaakt, maar ook expliciet aan de orde stelt. Liefst op het moment dat het jezelf overkomt. Vervolgens bespreek je met studenten waarom je iets deed, waarom het werkte en of het op een school ook zou werken. Zo zoek je telkens die tweede laag op. Je bent voortdurend aan het expliciteren en legitimeren wat je doet, en dat bij voorkeur vanuit een gedegen theorie over onderwijs geven. Dat laatste vinden sommige lerarenopleiders moeilijk.’ 

Welke rollen onderscheiden jullie naast die voorbeeldrol nog meer? 
‘We hebben in totaal 137 studies over lerarenopleiders geanalyseerd en op basis daarvan komen we tot zes rollen. Naar de rol van leraar van leraren is verreweg het meeste onderzoek gedaan. Daarnaast onderscheiden we de begeleider, de onderzoeker, de curriculumontwikkelaar, de poortwachter en de bruggenbouwer. Die laatste rol is vrij nieuw en was voor ons echt een eye-opener. Ze komt voort uit de verschuiving van het opleiden van leraren van instituten naar scholen. Daarbij moeten lerarenopleidingen en opleidingsscholen goed samenwerken en daartoe moet de lerarenopleider, zoals dat in veel studies heet, een third space, een derde ruimte creëren.’

Wat moet ik me daarbij voorstellen?
‘Je moet zowel op de opleiding als op de school theorie en praktijk beter verbinden en komen tot een goede taakverdeling. Dat vraagt om een nieuwe, gezamenlijk te ontwikkelen cultuur. Vroeger begeleidde een mentor of schoolpracticumdocent stagiaires. Nu heeft een schoolopleider echt een groepje studenten onder zijn hoede en krijgen ze ook ter plekke onderwijs. Bijvoorbeeld leren werken in een team, heel belangrijk voor het latere beroep, is typisch iets wat studenten beter op een school dan op hun opleidingsinstituut kunnen leren. In dat proces van wat kun je het beste op school en wat op het instituut doen, zijn we nog zoekende. Wat al wel uit onderzoek blijkt is dat schoolopleiders beter moeten leren decontextualiseren: de ervaring op die ene specifieke school verbreden en verbinden aan theorie.’ 

Krijgt de rol van poortwachter wel voldoende aandacht in de praktijk? Ik heb niet het idee dat veel studenten weggestuurd worden van lerarenopleidingen.
‘Op basis van ons onderzoek kan ik niet zeggen dat studenten te weinig streng beoordeeld worden. Wel is duidelijk dat veel lerarenopleiders worstelen met de combinatie van hun rol van begeleider en poortwachter of beoordelaar. Ik zie overigens een trend in Nederland om steeds strengere eisen te stellen, ook al bij de toegang tot de lerarenopleiding. Denk maar aan de reken- en taaltoets op de pabo.’  

Wat kunnen lerarenopleidingen met jullie onderzoek?
‘Onze reviewstudie laat zien op welke facetten van de professionele ontwikkeling we ons meer of beter zouden moeten richten. Zo ligt in de meeste opleidingen de nadruk op de rol van leraar van leraren, begeleider en onderzoeker. Op basis van ons rapport zouden ook de rollen van curriculumontwikkelaar, poortwachter en bruggenbouwer meer aandacht moeten krijgen.’ 

In jullie rapport stellen jullie ook dat lerarenopleiders kritischer mogen zijn over onderwijskundige modetrends. Hoezo?
‘Uit ons onderzoek blijkt dat lerarenopleiders eerder volgend dan leidend zijn. Het opleiden is aan modes onderhevig en niet altijd is duidelijk of een bepaalde opleidingsdidactische benadering wel effectief is. Het laatste decennium moesten we bijvoorbeeld opeens allemaal competentiegericht opleiden. Daar wordt nu weer kritisch naar gekeken. In plaats van trendvolger te zijn zouden lerarenopleiders een actievere bijdrage kunnen leveren aan het beleid op dit vlak.’

Het is een internationale reviewstudie. Hoe komt Nederland uit de bus?
‘Nederland heeft duidelijk een voortrekkersrol. Onze studie is de eerste in zijn soort. Verder hebben we als enige land ter wereld een kennisbasis voor lerarenopleiders, opgesteld door de beroepsgroep zelf, en een beroepsregistratie. En vorig jaar is hier aan de VU een opleiding gestart voor lerarenopleiders.’  

Heeft de kennisbasis ook een formele status?
‘Op dit moment niet. Ook de registratieprocedure is nog vrijwillig. Maar steeds meer lerarenopleiders registreren zich: ze maken een zelfevaluatie en beschrijven enkele good practices en laten zich beoordelen door twee collega-opleiders. Het ministerie van OCW dringt erop aan om registratie minder vrijblijvend te maken en ook in functioneringsgesprekken aan bod te laten komen. Het beroep is echt in ontwikkeling.’   

Wat is de ideale toekomst?
‘Op naar een internationale kennisbasis. En ik hoop dat over een jaar of vijf, zes iedereen die aan een lerarenopleiding wil werken, eerst een opleiding gaat doen en zich laat registreren als lerarenopleider. En pas daarna solliciteren en zorgen dat je aangenomen wordt.’ 

Kerndomeinen van de kennisbasis

  • beroep lerarenopleider
  • opleidingsdidactiek
  • leren en lerenden 
  • doceren en begeleiden 

Meer info: http://www.velon.nl

Mieke Lunenberg, Jurriën Dengerink & Fred Korthagen, Het beroep van lerarenopleider: Professionele rollen, professioneel handelen en professionele ontwikkeling van lerarenopleiders. Vrije Universiteit / NWO-PROO, 2013. 

Dit interview verscheen in Didactief, april 2013.

    Click here to revoke the Cookie consent