Ten eerste wil ik het essay van Hannah Arendt, De crisis van de opvoeding (1958) aanbevelen, waarin ze op een scherpe wijze de inzet van opvoeding en onderwijs omschrijft in termen van een dubbele liefde, die voor de wereld (van de letters, getallen, rivieren) en die voor de nieuwe generatie.
Ook John Dewey’s korte maar heldere Mijn pedagogische geloofsbelijdenis (1897) is wat mij betreft onvermijdelijk. Een belangrijk publicatie, omdat Dewey er afstand neemt van leerstof- en leerlinggecentreerde benaderingen. Precies ook omdat hij het expliciet formuleert als een credo, als iets dat een uitgangspunt vormt voor zijn concrete werk.
Een wat vergeten, maar belangrijk essay van Martin Buber wil ik hier ook aanbevelen: Over het opvoedende (1925), waarin hij stelt dat niet het feit van de ontwikkeling, maar dat van de nataliteit (of de geboorte/het beginnen) centraal staat in de opvoeding (die voor Buber een fundamenteel dialogische relatie is).
Maar er is nog veel meer.
Ik noem bijvoorbeeld Michel Serres die een erg inspirerende en originele meditatie schreef over wat het betekent iemand op te voeden, te onderwijzen en tot een lid van de gemeenschap te vormen. Hij benadrukt daarbij het niet-natuurlijke gebeuren dat alle vorming uiteindelijk is (het niet vanzelf en uit zichzelf komende). Helaas nog zonder Nederlandse vertaling (oorspronkelijk verschenen in het Frans), maar wel in het Engels verkrijgbaar.
Michel Serres, The troubadour of knowledge. University of Michigan Press, 1997.
Klaus Mollenhauer schreef met Vergeten samenhang een boek dat iedere student in het domein van opvoeding, onderwijs en vorming zou moeten lezen. Hij formuleert er vijf kwesties die volgens hem niemand in dat domein kan negeren: die van de presentatie (hoe en wat meedelen over zichzelf en de eigen levensvorm), de representatie (uitkiezen wat en hoe overdragen), de vormbaarheid, zelfstandigheid en ten slotte de identiteit. Mollenhauer laat ook zien hoe belangrijk het is een beroep te doen op culturele artefacten (beelden, schilderijen, biografieën, films, romans) voor wie nadenkt over deze kwesties.
Klaus Mollenhauer, Vergeten samenhang. Boom, 1986. (Opnieuw uitgegeven door Phronese (2017), maar misschien nog moeilijk verkrijgbaar, oorspronkelijke Duitse editie uit 1981.)
Met Joseph Jacotot uit De onwetende meester maakt Rancière zich in dit boek vrolijk over de pedagogische mythe van de noodzakelijke uitleg. Hij beschrijft hoe Jacotot, docent Franse literatuur aan de Leuvense Universiteit, in 1818 paniek zaait in geleerde kringen in Europa. Nadat hij Vlaamse studenten Frans heeft geleerd zonder hen één enkele les te geven, begint hij te onderwijzen wat hij niet weet en tevens het ordewoord van de intellectuele emancipatie te verspreiden: alle mensen hebben een gelijke intelligentie. Rancière beschrijft daarbij geen exotische en amusante pedagogie, maar komt tot een grondige discussie en problematisering van fundamentele pedagogische overtuigingen.
Jacques Rancière, De onwetende meester. Vijf lessen over intellectuele emancipatie. ACCO, 2007 (oorspronkelijk in het Frans verschenen in 1987).
Lees ook het interview met Jan Masschelein.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven