Interview

In de biotoop van Ralph Crützen

Tekst Paulien de Jong
Gepubliceerd op 14-06-2017 Gewijzigd op 14-06-2017
Dingen maken die werken: dat geeft een kick, ervaart Ralph Crützen (39), wiskunde- en informaticadocent en initiatiefnemer van de Makerklas. ‘Dat gevoel wil ik overbrengen.’  

Zijn fascinatie voor elektronica begon vijf jaar geleden met de aanschaf van de Arduino, een minicomputertje waarop je eenvoudig elektronica kunt aansluiten en programmeren. Voor zijn kinderen maakte hij van een oud stoplicht een werkende variant in de tuin. Het licht staat standaard op rood, totdat de schakelaar wordt ingedrukt. Ook ontwikkelde hij een deurbelapplicatie. ‘Als ik een tweet verstuurde, ging bij ons de deurbel. Dan had ik de grootste lol. Maar dat mag, net als dat stoplicht trouwens, bij ons thuis niet meer,’ lacht Ralph Crützen. Hij is initiatiefnemer van de Makerklas op het Grotiuscollege, een openbare school voor mavo, havo, atheneum en gymnasium in het Zuid-Limburgse Heerlen.

tafeltjestelefoonZ’n laatste uitvinding, de ‘PTT Tafeltjes Telefoon’, is een blijvertje (zie foto). ‘Mijn oudste zit in groep 4 en heeft moeite met tafels. Dat hij rekenen niet leuk vindt, doet natuurlijk pijn. Dus heb ik dit gemaakt,’ zegt hij en wijst naar een ouderwetse telefoon. Door de hoorn van het toestel horen we een rekensom: ‘vier keer drie’. Als je het juiste antwoord draait, hoor je de stem van Crützens zoon: ‘Goed zo!’

Crützen glundert. Hij wordt oprecht blij van het maken van maffe elektronische gadgets. ‘Het geeft een kick als dat wat je maakt, uiteindelijk werkt.’ Van een obstakelontwijkende robot en een snoepautomaat die op Facebook-likes reageert tot een machientje dat maar één ding kan: zichzelf uitzetten. Naast de lol die Crützen ervan heeft, wil hij zeker ook de educatieve en noodzakelijke kant van het kunnen maken benadrukken. ‘We spelen met onze smartphone of tablet, we werken steeds vaker met 3D-printers en één ding is zeker: in de toekomst komen er nog talloze computers bij. Mijn zoon van drie weet al hoe swipen werkt en zou, theoretisch dan, speelgoed via een webshop kunnen bestellen.’ Waarmee hij maar zeggen wil: iedereen kan een apparaat bedienen, maar bijna niemand kan het repareren, ontwerpen of produceren. ‘Daar moeten we in het onderwijs op inspelen,’ meent Crützen. ‘Als we niets doen, groeit al die techniek ons boven het hoofd.’

leerlingen in de makerklasHet antwoord? De Makerklas. Althans, dat is een ‘aardig begin’. Het liefst gaat Crützen verder: informatica als verplicht vak in basis- en voortgezet onderwijs. ‘In Engeland leren alle kinderen op de basisschool al hoe ze moeten programmeren, maar bij ons is informatica zelfs op de middelbare school nog niet verplicht. We moeten toe naar programmeeronderwijs; computer science, computer thinking. Het wordt steeds belangrijker dat leerlingen technologie niet alleen kunnen “lezen”, maar er ook mee kunnen “schrijven”. Dat ze gaan produceren in plaats van consumeren.’ Zijn grote droom is dan ook een ‘makerspace’, waar leerlingen elk moment van de dag kunnen binnenlopen, net als bij een mediatheek.

Solderen

Het is 2015 als Crützen met een collega de Makerklas op het Grotiuscollege introduceert. Kinderen krijgen tijdens zijn lessen alle ruimte. Digitaal, met programmeren en 3D-printen, maar ook analoog, met solderen, knippen, plakken, tekenen, ontwerpen, schroeven, boren en zagen. Op dit moment kiest elke leerling zelf de materialen en wat ze willen maken. Dat werkt bij een aantal heel goed, maar anderen hebben een concrete opdracht nodig. Ontwerp een automatisch plantwatergeefsysteem bijvoorbeeld, of verwerk lampjes in je kleding.

Aanvankelijk is de Makerklas een bijeenkomst op vrijdagmiddag. ‘Ik kreeg er geen uren voor, en het budget was laag. Veel materialen schafte ik zelf aan.’ Als het vak bij ruim twintig leerlingen in de smaak blijkt te vallen, krijgen Crützen en zijn collega meer uren en geld voor spullen. meisje in de makerklasSinds dit schooljaar is er een eigen ruimte met een 3D-printer, en valt de Makerklas binnen het nieuwe concept van de school: leerlingen krijgen 80% reguliere lessen en 20% maatwerkuren, te besteden aan reguliere vakken voor extra uitleg of aan keuzevakken. Filosofie bijvoorbeeld, of fitness, of… de Makerklas.

Vandaag zit bijvoorbeeld Aurélie (10), brugklasser en het enige meisje in de Makerklas, aan een werkbank in de kelder van de school (zie foto). Ze werkt geconcentreerd aan haar robotbouwpakket en oefent daarmee voor de First Lego League volgend jaar. ‘Achterin is het zweethok,’ wijst Crützen naar een smalle ruimte vol elektronica, computerschermen en een 3D-printer. robot makenEen groep jongens werkt daar aan hun robot. Ze doen mee aan de First Tech Challenge (FTC), een internationale robotcompetitie. Schoolteams ontwerpen, bouwen en programmeren gedurende het schooljaar om vervolgens met hun robot tegen andere teams te strijden. Lourens (16), Karan (17) en Luuk (17) zijn enthousiast. Crützens rol? ‘Ik fungeer puur als coach. Ik stel kritische (weder)vragen, zodat ze zelf leren nadenken over het antwoord. Leerlingen leren vooral door te doen én door fouten te maken.’

Linkerhanden

Was Crützen als kind een knutselaar? ‘He-le-maal niet,’ lacht hij. ‘Ik heb twee linkerhanden. Ik vond computers en programmeren wel interessant, maar ik hield niet van knutselen, totdat ik vijf jaar geleden die Arduino kocht en ik de electronicawereld ontdekte.’ Toch zat ‘doen’ wel in de familie: z’n vader werkte als elektricien in de bouw, z’n moeder als verzorgende in de thuiszorg. Toch koos Crützen na de middelbare school voor een theoretische studie: wiskunde aan de Technische Universiteit van Aken, dicht bij zijn Nederlandse woonplaats. Na twee maanden stopte hij: ‘Te abstract.’ Bedrijfswiskunde volgde. Maar ook die studie strandde voortijdig; de managementvakken lagen hem niet. GrotiuscollegeUiteindelijk vindt hij de juiste balans tussen theorie en praktijk in een studie informatica aan de Hogeschool van Heerlen.

Leraar worden is dan nog niet zijn droom. ‘Ik was verlegen, zag mezelf niet voor de klas.’ Maar tijdens de studie informatica zit Crützen lekkerder in zijn vel en lonkt het onderwijs. In deeltijd volgt hij de tweede- en eerstegraads lerarenopleiding. Het lesgeven gaat eerst nog niet vanzelf: ‘Ik vond het lastig om orde te houden. In de loop van de tijd werd ik strenger en consequenter, dat hielp.’ Ook is hij zijn lessen praktischer gaan maken. ‘We verwachten van leerlingen zo veel theoretische kennis. Maar ondertussen hebben ze geen idee wat er eigenlijk schuilgaat in zo’n gladgestreken iPad of laptop. De wereld verandert in rap tempo, maar op school geven we nog steeds dezelfde vakken als een halve eeuw geleden. Dat is toch raar?’
 

Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2017.

Click here to revoke the Cookie consent