Onderzoek

Het 'stille weten' van de mbo-leraar

Tekst Redactie Didactief
Gepubliceerd op 28-07-2016 Gewijzigd op 27-10-2016
Mbo-leraren hebben te maken met een complexe doelgroep. Regelmatig staan ze voor het blok en weten ze: nu moet ik wat doen. Hoe gaan ze om met die pedagogische momenten? Wouter Pols ging met ze in gesprek om dat te achterhalen.

Onderwijs is complex. Nergens anders wordt dat duidelijker dan in het middelbaar beroepsonderwijs waar jongeren worden opgeleid tot vakbekwame en verantwoordelijke beroepsbeoefenaars. De vraag is: hoe brengen mbo-leraren hun complexe, pedagogische opdracht in de praktijk? Om dat te weten te komen, hebben wij zes gesprekken met mbo-teams gevoerd, een van het ROC de Leijgraaf en een van da Vinci.

Pedagogisch moment
Alle twaalf gesprekken hebben een 'pedagogisch moment' als thema: een moment waarop een leraar een beslissing moet nemen, soms met, maar meestal zonder veel reflectietijd. Het gaat steeds om concrete gebeurtenissen: voorvallen in een bepaalde klas, met een bepaalde groep leerlingen, en vanzelfsprekend: met de leraar die het voorval inbrengt. En daarmee staat in de gesprekken niet het algemene centraal, maar het bijzondere. Het bijzondere van het voorval wordt door de leraar 'opgehaald': hij vertelt het aan zijn collega's, die meestal zelf ook de klas kennen.
Dat 'bijzondere' bestaat uit ervaringen die de leraar met een klas heeft opgedaan. Hij brengt ze onder woorden en de gespreksleider vraagt door. Hij is daarbij gericht op de zaak waar het in de 'opgehaalde' ervaringen om gaat: de pedagogische opdracht waar de leraar voor staat. De vragen van de gespreksleider zijn erop gericht om de betekenis ervan nader te verkennen. Dat doet hij allereerst met de leraar zelf. Hij vraagt wat hij heeft ervaren, wat hij gedaan en daarbij gedacht heeft. Daarna betrekt hij ook de andere leraren erbij. Hij vraagt hen zich in de situatie van hun collega te verplaatsen en zich af te vragen wat zij in zo'n situatie ervaren, gedaan en gedacht zouden hebben.
De voorvallen die ter sprake komen, hebben, zoals gezegd, een pedagogisch moment als uitgangspunt. Het is het moment dat de leraar beseft: nu moet ik wat doen. Op zo'n moment balt als het ware 'dat waar de leraar voor staat' zich samen; hij moet nú een beslissing nemen. De Nederlands-Canadese pedagoog Max van Manen (2015, zie ook Didactief, oktober 2014) schrijft: 'Het pedagogisch moment is precies dat ogenblik in een pedagogische situatie of relatie, waarop een pedagogisch actie nodig is' (2015, p. 21). Van Manen voegt er aan toe dat daar geen 'specifieke regels' of 'principes' voor zijn. Je moet 'de juiste toon weten te treffen'. Er is, kortom, tact voor nodig. Het gaat hier om een 'pedagogisch aanvoelen', om 'pedagogische intuïtie'; je kunt het 'stil weten' noemen (Pols 2016).
Met de gesprekken proberen we het 'stille weten' van mbo-leraren naar boven te halen. Met elk gesprek komen weer andere, met elkaar samenhangende thema's naar boven; zo ontstaat er gaandeweg een pedagogisch betekenisnetwerk. Aan het eind van de gesprekscyclus schrijven we dat netwerk uit en leggen we het aan de leraren voor. Tot nu toe herkenden de leraren zich erin: ja, daar gaat het bij ons om, ja, zo staan we inderdaad in ons werk.

Pedagogiek van het mbo
Wat behelst dat 'stille weten', wat zien mbo-leraren als hun pedagogische opdracht?
Die opdracht blijkt, zowel bij het team van de Leijgraaf als dat van da Vinci, in het teken te staan van actorschap. De leerling moet actor kunnen zijn. Beide teams willen de leerling aanzetten tot een actieve, volwassen beroepshouding van waaruit hij of zij de verantwoording neemt voor de eigen ontwikkeling.
Voor vakmanschap is vakkennis nodig; die reikt de opleiding aan. Waar het echter om gaat is dat de leerling de vakkennis zelfstandig gaat 'oppakken', er wat mee gaat doen, er verder mee gaat. Om dat te bereiken, moet de school een 'veilige haven' zijn, een veilig klimaat hebben waar de leerling de ruimte krijgt (en soms ook de tijd) om zijn beroepshouding en vakmanschap te ontwikkelen. Maar dat is niet voldoende.
Je hebt, zo zeggen de leraren, ook een goed samenwerkend, pedagogisch team nodig: leraren die – met elkaar, maar ook elk afzonderlijk – oog hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden van hun leerlingen en zich daaraan weten aan te passen. Je moet je leerling steeds weer als actor aanspreken en erop vertrouwen dat die - ook al gaat het met vallen en opstaan - de regie over zichzelf kan gaan voeren. Dat is de reden dat de leraren de dialoog met hun leerlingen zo belangrijk vinden. Via de dialoog dragen ze kennis over, laten ze zien hoe je met bepaalde materialen kunt werken, maar doen ze ook een appèl op hun leerlingen: zelfvertrouwen te hebben, zelf te gaan leren en zelf de verantwoording voor het leren op zich te nemen.

Tekst Wouter Pols (Kenniscentrum Talentontwikkeling, Hogeschool Rotterdam) i.s.m. Ellen Klatter en Monique van den Heuvel.
Gepubliceerd op 28 juli 2016.

Literatuur
Klatter, E. (2015). Professionele identiteit in perspectief. Intensieve relaties voor ijzersterk beroepsonderwijs. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam.
Manen, M. van (2014). Weten wat te doen wanneer je niet weet wat te doen. Pedagogische sensitiviteit in de omgang met kinderen (G. Bors, vert.). Driebergen: Nivoz (oorspronkelijk Engels).
Pols, W. (2016). In de wereld komen. Een studie naar de pedagogische betekenissen van opvoeding, onderwijs en het leraarschap. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
Smith, J.A., Flowers, P. & Larkin, M. (2009). Interpretative Phenomenological Analysis. Theory, Method and Research. London: Sage

Click here to revoke the Cookie consent