Het onderzoek naar brein en leren loopt al twee decennia. Wat weten we inmiddels over voorwaarden om tot leren te komen?
‘Het belangrijkste inzicht uit de hersenwetenschap is neuroplasticiteit: onze hersenen zijn een leven lang in ontwikkeling. Ik zeg altijd, het doel van de hersenen is leren. Het bestaat niet dat je niet kan leren, want dan kun je niet overleven. De voorwaarden zijn simpel: je moet hersenen hebben, en die heeft iedereen, ze moeten neuroplastisch zijn, dat zijn ze allemaal, en er moet interactie zijn tussen genen, aanleg, en omgeving. Aan die genen kun je niet veel doen, aan die omgeving wel, en dat is wat leraren de hele dag door doen. En daarmee grijpen ze ook in de hersenen in.’
Dat ingrijpen, hoe kun je dat het beste doen?
‘Als leraar geef je richting aan het leren. Je creëert een enriched environment, een met materialen en programma’s verrijkte omgeving die past bij wat jij een kind wilt leren. Je ontwikkelt methoden waarmee je op het juiste moment in het leven van een kind de juiste vaardigheden kunt ontwikkelen.’
‘Je kunt in vrijwel alles
beter worden: leg dat
je leerlingen uit’
Het juiste moment om iets te leren? Hoe zit het dan met die plasticiteit?
‘Toen in 2006 mijn boek Het maakbare brein verscheen, kwam er veel weerstand: Sitskoorn zegt dat iedereen alles kan worden. Nou, dat zegt Sitskoorn helemaal niet. Ik zeg alleen: we zijn voortdurend aan het worden, ons brein is continu in ontwikkeling, dat is wat hersenplasticiteit is.’
Bestaan er kritieke momenten, dat je je kans op een bepaalde leeftijd hebt gemist?
‘Er zijn maar heel weinig vaardigheden waarvoor dat geldt. Taal en spraak bijvoorbeeld, we denken dat je daar voor je 12e aan blootgesteld moet worden om dat goed te leren. Dat weten we dankzij enkele beroemde voorbeelden van kinderen die door dieren zijn opgevoed en nooit meer hebben leren praten. Want het zijn natuurlijk zaken die je niet experimenteel mag onderzoeken. De les van neuroplasticiteit is dat iedereen in vrijwel alles beter kan worden. Niet per se de beste worden, maar wel beter, en daar heb je zelf invloed op. Dat moet je leerlingen vertellen: het doet er echt toe wat je doet.’
Kun je kinderen ook te vroeg dingen aanleren?
‘Ja, de verschillende hersengebieden ontwikkelen zich niet allemaal op hetzelfde moment. Daarom is het onzinnig om een kind van twee te leren schrijven, want de motorische gebieden zijn dan nog niet optimaal ontwikkeld, dat is pas rond de vijf, zes jaar. En daarom leert een kind eerst klanken onderscheiden en begrijpen voordat het zelf leert praten, omdat de auditieve gebieden zich eerder ontwikkelen dan de eigen motorische spraaksystemen. Moraliteit en logica ontwikkelen zich weer veel later. Dat is wel belangrijk om te beseffen. Want ik zie te vaak dat mensen denken: als je zo’n kind maar van jongs af aan bombardeert met allerlei informatie, dan krijg je een soort Einsteinbrein, een superbrein, maar dat is onzin.’
Een klacht van leraren is dat leerlingen van nu steeds minder geconcentreerd zijn. Is hun brein inderdaad veranderd?
‘Ja, de hersenen veranderen omdat de wereld om ons heen is veranderd, vooral waar het gaat om informatievoorziening. Al die prikkels doen een beroep op de evolutionair oudste hersenstructuren in ons brein, zoals het pijn- en genotssysteem. Vroeger haalde je voor een spreekbeurt of werkstuk gewoon een boek uit de bibliotheek. Als mijn zoon nu bijvoorbeeld een spreekbeurt wil houden over voetbal, komt hij al heel snel bij Wesley Sneijder en vandaar bij Yolanthe Sneijder-Cabau terecht en gaat het over heel andere dingen dan voetbal. Het prioriteren en op waarde schatten van informatie vergt de hogere denkvaardigheden van de prefrontale hersenschors. Maar als je al zoekende geweld en seks tegenkomt, blijf je daar gemakkelijk in hangen, want dat prikkelt die primitieve hersengebieden. Zo werkt dat niet alleen bij kinderen, maar ook bij ons.’
‘Cliffhangers en humor
helpen leerling om de
aandacht erbij te houden’
Hoe kun je dat als leraar pareren en leerlingen bij de les houden?
‘Aandacht is het nieuwe goud, aandacht bepaalt of je wel of niet gericht leert. Belangrijk daarbij is dat jij als leraar heel lang fungeert als hun prefrontale hersenschors. Het werkt niet om te zeggen: ik heb je al tien keer gezegd dat je maar een half uur per dag mag gamen. Beter is het om leerlingen structuur te bieden en zelf een rolmodel te zijn. We hebben spiegelneuronen in onze hersenen, dus als jij het goede voorbeeld geeft, spiegelen leerlingen dat gedrag. Je kunt het primitieve brein trouwens goed benutten om de aandacht van leerlingen te trekken en vast te houden. Bijvoorbeeld door humor of cliffhangers in je uitleg te gebruiken en door aan te sluiten bij wat leerlingen al kennen en bij hun belevingswereld.’
Veel van uw boeken gaan over het beïnvloeden van gedrag. Hebt u een gouden tip voor leraren?
‘Ja, en die heeft ook weer te maken met ons primitieve brein: prikkel het genotscentrum door leerlingen status te geven. Ieder mens wil gezien en gehoord worden en zich geliefd weten. Het is heel makkelijk om kinderen dat gevoel van status te geven, ieder kind heeft wel iets waar het goed in is, bijvoorbeeld altijd op tijd zijn of altijd anderen helpen. Door dat te benoemen, prikkel je hun genotssysteem en dan staan mensen in de stand om mee te bewegen. Maar als er alleen maar status van je afgenomen wordt, gaan de hakken in het zand en wil je niet meer bewegen.’
Margriet Sitskoorn is hoogleraar Klinische neuropsychologie aan de Universiteit Tilburg en onderzoekt de relatie tussen hersenen en gedrag. Ze publiceerde onder meer Het maakbare brein (2006) en IK2 (2016). Meer brein: zie het onderzoek van Jelle Jolles uit hetzelfde nummer van Didactief.
Margriet Sitskoorn geeft leestips, lees ze hier.
Voor het blok: JA/NEEBevordert een jaarklassensysteem het leren? |
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven