Onderzoek

Help de zwakke lezer

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 08-09-2020 Gewijzigd op 09-12-2020
Q&A Astrid Kraal - Jonge leerlingen vinden verhalende teksten makkelijker om te lezen dan informatieve. Vooral zwakke lezers leggen vaak verkeerde verbanden, blijkt uit het promotieonderzoek van Astrid Kraal.

Lezen zwakke lezers anders dan goede?
‘Nee, ze beschikken over dezelfde strategieën. Het is niet zo dat ze, zoals weleens gedacht, maar een beperkt arsenaal hebben. Ze maken bovendien op dezelfde manier onderscheid tussen verschillende tekstsoorten, voor fictie hebben ze een andere leesaanpak dan voor non-fictie. Toch scoren ze lager op tekstbegrip.’

Waar gaat het dan mis?
‘Dat was precies wat ik wilde weten. Ik heb het onderzocht bij bijna negentig lezers uit groep 4, geselecteerd uit een groep van 385 leerlingen, allen overigens goede technische lezers met een normaal ontwikkelde intelligentie. Ik koos met opzet leerlingen die nog geen expliciet onderwijs in begrijpend lezen hebben gehad, om te kunnen kijken wat ze spontaan doen. Ik vroeg hen hardop te denken bij verhalende en informatieve teksten en stelde vragen daarover. Zo bleek er één duidelijk verschil tussen sterke en zwakke begrijpend lezers: de laatsten leggen vooral bij informatieve teksten vaker verkeerde verbanden. Letterlijke begripsvragen kunnen ze goed beantwoorden, maar bij begripsvragen waar ze een verband moeten leggen, gaat het vaak mis.’

Je hebt het in je onderzoek over omschrijvers en uitweiders. Wat voor types zijn dat?
‘Omschrijvers blijven heel dicht bij de letterlijke tekst, uitweiders halen er juist ook zaken van buiten de tekst bij. Beide strategieën, nauwkeurig lezen en voorkennis gebruiken, zijn belangrijk voor tekstbegrip. Bij sterke lezers maakt het niet uit tot welk type ze behoren, maar bij zwakke lezers zie je dat de uitweiders vaak verkeerde verbanden leggen. Ze laten zich afleiden door hun eigen associaties en dwalen weg van de tekst. Er was bijvoorbeeld een tekst over verboden souvenirs in een vliegtuig, waarna een leerling helemaal losging over zijn tante die ook in een vliegtuig had gezeten. Als dan ook nog hun voorkennis en associaties niet kloppen, gaat het helemaal mis.’

Je hebt ook oogbewegingsonderzoek gedaan. Wat zag je precies?
‘Tijdens het lezen is het belangrijk om voortdurend te checken of je nog begrijpt wat er staat. Soms kijk je even terug of blijf je langer hangen aan een woord. Dat kun je zien aan de oogbewegingen. Opvallend was dat zwakke lezers anders reageren op informatieve teksten dan sterke lezers. Beiden vinden non-fictie moeilijker dan fictie, dus je zou verwachten dat ze kiezen voor een intensievere aanpak: een langere leestijd en vaker terug- en vooruitspringen. Maar zwakke lezers deden juist het tegenovergestelde, ze gingen oppervlakkiger lezen.’

Hoe kunnen leraren zwakke lezers helpen?
‘Zwakke lezers hebben vaak diverse problemen: behalve dat ze zich verslikken in verbanden, hebben ze een geringere woordenschat en minder gerichte voorkennis. Een leerling hardop laten denken is een geschikte manier om te ontdekken wat er in het hoofd van leerlingen gebeurt en waar het misgaat. Kennen ze een woord niet of verdwalen ze in hun eigen associaties? Stel hun verschillende soorten begripsvragen: vraag naar verbanden tussen tekstdelen en met hun eigen voorkennis. Stel ook letterlijke vragen, bijvoorbeeld “Over welk dier gaat deze tekst?”, zodat ze een succeservaring hebben. Begripsvragen waarvoor je een verband moet leggen, vinden ze moeilijker, maar door hints te geven kunnen zwakke lezers die ook leren beantwoorden.’

Heb je nog meer tips voor leraren?
‘Met verhalende teksten groeien de meeste leerlingen op, via tv en voorlezen, daarvan herkennen ze de verhaalstructuur beter. Met informatieve teksten zijn ze minder bekend en deze vinden ze moeilijker, dus het is belangrijk daar in je onderwijs meer aandacht aan te besteden. Dat kan al vanaf jonge leeftijd, want gevoel voor tekststructuren kunnen leerlingen al opdoen voordat ze zelf gaan lezen. Lees bijvoorbeeld ook informatieve prentenboeken voor en stel daar verschillende soorten vragen over. Een mooie bevinding uit mijn onderzoek is dat alle leerlingen hoog scoren op een test voor leesmotivatie, of ze nu sterk of zwak zijn in begrijpend lezen. Hoe mooi zou het zijn als je dat kunt vasthouden door hen te helpen lezen leuk te blijven vinden.’

Astrid Kraal, Different Readers, Different Texts, Different Processes: The Effects of Reader and Text Properties on Text Processing. Proefschrift Universiteit Leiden, 2020.

Dit artikel verscheen in Didactief, september 2020.

Click here to revoke the Cookie consent