In de stortwaterval van onderwijsboeken zijn er maar weinig die zich richten op onderwijsonderzoek, en daarvan dan weer weinig die zo filosofisch zijn als het nieuwe boek Onderwijsonderzoek van Gert Biesta. Ik juich dat in principe toe, omdat diep denken over onderwijs soms een ondergeschoven kindje lijkt te zijn. Het boek behandelt vele onderwerpen, zoals ‘wat werkt’, professioneel handelen, en publiceren in de wetenschap – onderwerpen waar niet altijd een rode draad in te vinden valt. Het filosofische karakter maakt het ook een vrij moeilijk boek.
De ondertitel is ‘een onorthodoxe introductie’, maar ik vond de inhoud eigenlijk niet zo verrassend. Dat is misschien te verklaren vanuit het feit dat het boek een Nederlandstalige herwerking is van de Engelse editie en vooral Engelse voorbeelden bevat. Biesta had veel duidelijker kunnen maken waarom de ideeën uit Engeland en Engelse voorbeelden relevant zijn voor het Nederlandse onderwijs en onderwijsonderzoek.
Biesta beschrijft hoe onderwijsonderzoek zich verschillend
ontwikkelde in Angelsaksische en continentale traditie
Het boek komt gedateerd over voor een boek uit 2022. Van de 164 referenties zijn er maar 16 van na 2010. Veel nadruk ligt op een onderwijsonderzoeksprogramma dat in Engeland liep tot 2011. Als het gaat om het ontsluiten van onderwijsonderzoek voor de praktijk, zagen we echter al sinds 2011 de Learning and Teaching Toolkit in Engeland, waarop in Nederland de recente ‘menukaart’ (NPO) is gebaseerd. Ook voormalige onderzoeksprogramma’s zoals Vooruit en OnderwijsBewijs lijken relevant.
Dat betekent niet dat terugkijken niet relevant is. Biesta geeft hier interessant inzicht in enkele belangrijke denkers, waaronder Aristoteles, Hume, Dewey, Tibble, Schwab en anderen. Er zijn echter ook denkers die ik miste, zoals Kant, Popper en wetenschapsfilosofen als Lakatos, over hoe wetenschap zich ontwikkelt. Dit is jammer, omdat sommige thema’s zoals causaliteit wel aan bod komen, maar zonder het inzicht dat deze discussie van alle tijden is, en dat de geschiedenis zich vaak lijkt te herhalen.
In een van de hoofdstukken beschrijft Biesta hoe onderwijsonderzoek zich verschillend ontwikkelde in een Angelsaksische en continentale traditie. Dat is een interessant hoofdstuk, maar het schenkt ironisch genoeg weinig aandacht aan de politieke context, vooral in Engeland, bijvoorbeeld de rol van universiteiten en van Thatcher, die in 1970 onderwijsminister werd. Biesta’s typering van de risico’s van de ontwikkeling van een verzorgingsstaat naar een neoliberale samenleving zijn raak, maar de bewering dat de democratische kwaliteit steeds meer ondermijnd wordt, heeft meer onderbouwing nodig.
Biesta’s aandacht voor het professioneel handelen van docenten is positief. Ik vond de ‘oplossing’ voor het herwinnen van professionele ruimte echter onbevredigend, want die komt neer op: ‘niet meegaan met de ontwikkelingen’. Niet veranderen mag dan wel opeens radicaal lijken; ook de situatie van nu, die in de zestiger jaren, de vorige eeuw of nog langer geleden, is het resultaat van acties en reacties. Om een karikatuur van ‘wat werkt’ het hoofd te bieden, is de oplossing niet om het dan maar niet te doen, maar de term te nuanceren: wat werkt, wanneer werkt het, hoe werkt het, waarom werkt het? Alleen dan is het een onderdeel van professioneel handelen met aandacht voor eenieders context.
Gert Biesta, Onderwijsonderzoek. Een onorthodoxe introductie. Eerder verschenen als Engelstalige editie. Boom, 2022, € 29,95.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven